… met eind juli- begin 1940 onderweg naar huis als achtergrond
Hoeveel dagen wij nodig gehad hebben, weet ik niet meer precies. Wel kan ik nog met zekerheid de terugroute schetsen. Elke avond keken wij uit naar een hoeve voorzien van een grote schuur vol hooibergen om in te slapen. Doorgaans lagen wij er niet alleen, wel in het gezelschap van andere vluchtelingen-op-terugtocht. Wij kregen doorgaans van de boerin overvolle teilen warme pap en brood om te eten en te kunnen verder leven. André had het niet gemakkelijk rijden met die gestolen fiets. Af en toe wisselden wij van rijwiel, maar ik beken eerlijk dat André meer op de Franse antiquiteit heeft gereden dan ik.
Hieronder volgt ons itinerarium:
Van Coyol (Limoges) via La Croisière en Argenton naar Châteauroux, en verder naar Vierzon (200 km.)
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940
Bart Houwen
Met de Vespa in 2024
Vandaag staat de terugtocht gepland. Voor wie op reis is met een Vespa bestaat er eigenlijk geen terugtocht: we zijn gewoon alweer onderweg, in een bepaalde richting weliswaar, en zullen zeker een en ander meemaken. Dat maakt geen verschil met de andere dagen. Dat staat vaak schril in contrast met wat de modale reiziger bij terugtocht overkomt: jammer dat het voorbij is, met een gezicht tot op de grond. Bij ons is dat niet zo: wij zijn verder op reis.
De dag zag er wat deprimerend uit: alweer zwaar bewolkt. Je moest geen weerman zijn om te weten dat er viezigheid zou uitvallen. Dus, regenkledij aantrekken, zo snel mogelijk vertrekken en hopen dat we toch een beetje droog zullen blijven. IJdele hoop, zo bleek.
We zouden het er op wagen om in een speciaalzaak een voorzetlens te kopen om het kapotte exemplaar te vervangen. Zo konden we alsnog mooie beelden maken. Voordien lukte dat niet: weinig tijd en geen grote steden binnen het vizier waar je zoiets kan vinden. Nu we in de agglomeratie van een grote stad waren, zou dat misschien lukken. Het grote, typisch Franse, kille ‘centre commercial’ rond Limoges moest voor een oplossing zorgen. De eerste zaak leverde niets op: de bediende vertelde dat we daarvoor bij de keten ‘Boulanger’ moeten zijn, wat altijd een beetje voor verwarring zorgt. Geen zaak met bakkerijbenodigdheden, maar een elektrospeciaalzaak. Ondertussen was het al aan het motregenen. Deze vorm van neerslag is zeer verraderlijk. Psychologisch denk je: het regent niet echt door, maar die motregen zorgt ervoor dat je veel natter wordt dan je denkt.
Na een tweede stop, tweede keer de wachtrij vervolledigen, kregen we definitief slecht nieuws: de voorzetlens kon worden vervangen, maar er was twee dagen besteltijd nodig. Uiteraard niet haalbaar voor ons. Jammer, want deze camera maakt tijdens het rijden zeer stabiele beelden vanuit een schitterend laag perspectief vanop mijn rekje vooraan op de Vespa. Het is gewoon wat het is: einde stille droom…
In de tekst ‘Hoe het allemaal begon…’ , wordt beschreven hoe we omgingen met tegenslagen. Tegenslag qua weer kregen we meer dan voldoende gepresenteerd, we konden dat wel verbijten. Maar deze keer op zoek naar de bewuste lens bleven we rondjes draaien en alles duurde eindeloos lang, we waren hopen tijd aan het verliezen en kregen het psychologisch wat moeilijker. Dat gevoel keerde meteen toen we de plannen bijstuurden: geen lens meer zoeken, vooruit ermee, op richting Vierzon.
Dit target wilden we sowieso halen, het moest binnen het relatieve tijdverslies gerekend wellicht haalbaar zijn. Het was alweer een belangrijk ijkmoment in de terugreis van mijn vader en oom eind juli 1940. Maar daar waren we lang nog niet.
We hadden ons herpakt, de regen zwol gestaag aan, het werd in de heuvelachtige streek zelfs wat gevaarlijk: het water stroomde van de weg. We zochten de zoveelste schuilplaats. Een leeg bushokje bracht tijdelijk wat rust en wat minder nattigheid. Rien maakte van de gelegenheid gebruik om zijn broers op te bellen, ik had dat eerder per sms gedaan: Gelukkige verjaardag, Pim en Tijs!
Tijdens het rijden in de streek vanaf Limoges heb ik meermaals aan de gebroeders Raymond en André Houwen moeten denken. De streek is hier echt heuvelachtig, de vooroorlogse fietsen en zeker de gestolen fiets van slechte kwaliteit, moet voor hen een Calvarieberg hebben opgeleverd. Verder in midden Frankrijk valt het beter mee en een klein gedeelte in het Noorden (vooral op hun heenreis) is het ook niet bepaald vlak te noemen.
Het begon minder te regenen en opeens hield het op, wat we toen niet wisten, voor de rest van de reis. Het zou zowaar mooi weer worden, tot en met de laatste dagen, heerlijk weer. We waren op een kleine 100 kilometer van Limoges verwijderd, reden eigenlijk op dezelfde logische weg als toen we voor enkele dagen naar Limoges reden. Sneller dan voorzien reden we door het ondertussen voor ons bekende Argenton-sur-Creuse.
Het middaguur en de heerlijke ervaring in Brasserie Café De La Place van enkele dagen geleden, deed ons niet twijfelen om er te lunchen. Op hetzelfde plein geparkeerd, op dezelfde plaats zitten lukte niet. Op een zaterdagmiddag hebben nogal wat Fransen de gewoonte om met het gezin en bij uitbreiding met de familie uit eten te gaan. ’s Middags zijn menu-aanbiedingen doorgaans goedkoper dan ’s avonds. Dat merkte je ook aan de drukte in de zaak. We waren nog wat aan opwarming toe, de zomer was immers theoretisch net begonnen, maar het voelde als herfst aan omdat we nog niet helemaal droog waren van de verduivelde regen. Rien stelde voor om eerst een warm soepje te nemen en dan een snelle pizza. Goed idee! Ondertussen zagen we dezelfde man van in de heenreis, in hetzelfde boek lezen en dezelfde moeite doen om niet op de open gespreide pagina’s te morsen. Nu was het zeker, waaraan we vorige keer nog twijfelden: een vaste klant.
Heel snel werden de pizza’s geserveerd. Te snel eigenlijk, want we hadden de soep nog niet gekregen. De dampende pizza’s terug naar de keuken. Het duurde allemaal langer dan voorzien, we moesten het nog eens aan de jonge ober herinneren. Daar was de heerlijke soep, maar van dampen was er geen sprake. We moesten noodgedwongen, nog een keer, de ober roepen en melden dat de soep koud was. De barometer op ons gezicht stond op onweer. Opnieuw de soep gebracht, in betere toestand, en dan de pizza’s. Dan vrees je: nu krijgen we opgewarmde kost.
Maar, en dat was op zijn plaats, met verontschuldigingen van het huis voor dat volledig mislopen: alle drank kwam als compensatie op rekening van de zaak. Daarmee konden we leven.
We hadden onze regenkledij bij het binnenkomen in de brasserie uitgetrokken en op de vrije stoelen laten drogen. Bij vertrek konden we die half gedroogde kledij opbergen. Ten zien aan de blauwe hemel ondertussen, zouden we die niet meer nodig hebben.
We reden goed door en hadden de laatste stukken in deze glooiende streek te verwerken. Riens Vespa kreeg het steeds moelijker om de heuvels vlot op te kunnen. Midden in het gevecht met dergelijke hellende stroken op deze reis was dat al vaker gebeurd. De simpele redenering dat een zwaar belanden Vespa 125 cc dat nauwelijks aankan, was correct. Achteraf bleek dat de juiste analyse toen onze vriend mecanicien, Luc, de segmenten moest vervangen. Dan kon de verkoop van zijn Vespa beginnen om een zwaarder model dat wel afstand, gebergte en bagage verdraagt, te kopen. Snel na deze reis legde Rien zijn theoretisch motorrijexamen af en eind oktober verkocht hij zijn Vespa. Daar heb je als liefhebber altijd een beetje spijt van, maar de ratio zegt dat je nu met minder zorgen, méér aankan. Want, zo voelde ik aan, deze reis met de Vespa zal voor hem niet de laatste zijn.
Per halfuur werd het weer echt beter, de ellende van de voormiddag was al lang vergeten. En opeens… kwam mijn slapend geheugen terug tot leven. Al meerdere keren had ik mij afgevraagd wat de naam was van dat stemmige dorp op de heenreis was, waar we bij die hoogbejaarde oma hadden getankt (zie reisdag 3). Opeens herkende ik belangrijke gebouwen en kruispunten: het was Vatan. Een koffiestop kwam was net op tijd: we reden traag het dorpsplein op, het dorpscafé Le Drakkar, lachte ons toe, evenredig met de klanten op het terras. Zware motorjongens, maar heel vriendelijke binken, keken geamuseerd op. Ik hoorde de een tegen de ander in het Frans zeggen: ‘Zie je wel, het zijn Vlamingen, typisch, Walen zie je daar veel minder mee op reis.’
Hij bedoelde dat niet negatief, eerder met bewondering en stelde zichzelf meteen voor. Hij was een landgenoot, afkomstig van Luik en was in deze streek ritten met zijn zware Honda Goldwing met zijn Franse vriend aan het maken. Hij ging verder door met zijn visie over het rijden met een Vespa . Hij had gelijk dat er misschien meer Vlamingen het aandurven om met een Vespa onrealistische afstanden af te leggen, maar de Vespa leeft zeker in Wallonië.
Op het terras sprak een bescheiden Limburgs koppel ons na een tijdje aan. Ze waren in dit dorp met hun motorhome volgens eigen zeggen op een mooie camperplaats verzeil geraakt. Ze spraken uitvoerig over het leven als God in Frankrijk, zeker in deze relatief onbekende streek en in zulke dorpen. Ik herinner me nog goed wat de man letterlijk zei: ‘De tijd is hier echt nog blijven stilstaan, dat vind je niet meer bij ons!’. Ik kon dat alleen maar beamen. Lang bleven we niet, we verlieten samen met de zware jongens die spreekwoordelijk eerder licht bleken te zijn, de zaak. Recht op ons doel af dat ondertussen steeds dichterbij kwam: Vierzon.
… en verder naar Vierzon (200 km.) Laatstgeciteerde stad ligt op de Cher en is tevens voor ons een eindpunt van de onbezette zone. De stenen brug over de Cher was helemaal verwoest, maar de Duitsers hadden er reeds een houten brug overgelegd. De Duitse schildwacht controleerde onze identiteitskaarten, waarna wij toegang kregen tot die brug. Wij reden er gezapig over, steeds in de gaten gehouden door de Duitse soldaten die aan de oevers ons gadesloegen met hun verrekijkers. Aan het einde van de brug moesten wij halt houden. Wij werden door een Duitse soldaat begeleid naar een groot gebouw. Waar wij in een bureau ondervraagd waren. Dankzij ‘unsere Deutsche Sprache sagten wir das wir Belgischer Studenten waren und das wir wünschten nach unsere Heimat zurück zu kommen’. Das war gans richtig en we mochten verder naar huis.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940
Bart Houwen
Met de Vespa in 2024
Een van de eerste opdrachten die we ons toe-eigenden was de fameuze stenen brug van op afstand te bekijken. Immers, een brug van te dichtbij, zegt niets. De Cher met de oude brug, gerestaureerd na de oorlog, moesten we toch makkelijk kunnen vinden. En dat klopt, maar het geheel fotografisch volgens de regels der kunst inkaderen is nog wat anders. Na een tijdje vonden we een geschikte plaats. Gelijkmatig voelde ik de onnodige spanning stijgen, want nu zouden we de brug en het door vader beschreven huis aan de overkant (in de bezette zone) zoeken. Het huis waar ze voor het eerst oog in oog met de Duitse militairen stonden.
Pancartes met uitleg dat het uitgerekend op deze plek was dat de vrije zone zich destijds scheidde van de bezette zone. Voor amateurhistorici zoals wij is dat altijd een beetje een raadsel geweest. Niet het hele Franse grondgebied was bezet, in tegenstelling tot andere bezette landen waar dat niet is gebeurd. Als je er het internet op naleest, word je niet meteen wijzer naar de diepere reden daarover. Dan maar over naar familie, naar Patrick1, meer dan een kenner: dat was het gevolg van de wapenstilstandsovereenkomst: Frankrijk gaf de strijd op en vroeg om een wapenstilstand; op die wapenstilstand werd Frankrijk verdeeld in een door de Duitsers bezet deel en een onbezet deel onder leiding van de Franse Maarschalk Pétain (het zogenaamde Vichy-bewind, een collaboratie-regime); zie: Vichy-Frankrijk – Wikipedia
Samen met Rien beseften we welke angst mijn vader en mijn oom moeten hebben doorstaan. U vindt een live-filmfragment over deze inhoud bij deze link onder de rubriek ‘Historische plaatsen’.
We stonden er wat beteuterd bij op die brug over de Cher, als in een cocon van inleving in de situatie uit 1940. Maar alweer schoof de tijd verder: we hadden geen inkopen meer te doen, een homp brood en wat restjes konden vanavond voor het avondmaal dienen. Dat zou tijdswinst opleveren. Maar er was meer: op tijd een camping vinden én op tijd de derde voetbalwedstrijd van de Rode Duivels volgen. Dat betekent een plaats vinden waar de wedstrijd wordt uitgezonden. Allemaal onduidelijke toekomstplannen, dus moesten we best voortmaken.
De tocht naar de camping was in principe niet zo moeilijk: de heenrit had ons daarover info gegeven. Maar de werkelijkheid was anders: de Franse Gendarmerie liet van zich horen, de ontvangst op de camping zorgde goedbedoeld voor vertraging en… die voetbalwedstrijd volgen werd iets heel speciaals: we verbroederden van Franse vrienden-voor-een-avond.
Daarover leest u volgende twee bijdragen: ‘Jaap sloeg de spijker op de kop’ en ‘Hoe dertigers in het landelijke Frankrijk hun zaterdagavond doorbrengen’.
Dichter bij wat we toen beleefden, kan je als lezer niet komen. En het werd een zalige nacht, met wellicht wat gesnurk, maar daarover heb ik helaas geen info…