Het stadhuis van Limoges
, ,

Reisdag 5: 21 juni 2024

Dit is deel 5 van 14 in hoofdstuk 3. De reisdagen.

… met  27, 28 mei 1940 tot eind juli in Coyol als achtergrond

Maandag 27 mei 1940
Maandag 27 mei reden wij naar een Centre d’ Accueil voor ons morgenmaal met rode wijn als drank… De rest van de voormiddag droegen wij voor het eerst bij tot het onderhoud van een tuinpad. ’s Middags reden wij naar Limoges voor een eerste verkenning.

Dinsdag 28 mei 1940
Maar dinsdag 28 mei ging het er bovenarms aan toe. Over de radio klonk het nieuws van de Belgische capitulatie tot in de lees- en speelzaal van het kasteel van Coyol. Wij konden niet anders dan dit aanvaarden. Nu mag ik schrijven dat wij tijdens ons maandenlange verblijf in Frankrijk vanwege de openbare opinie nooit spot noch woede hebben ondervonden. Naar het schijnt hebben tal van landgenoten-op-de-dool het bij onze zuiderburen niet gemakkelijk gehad.

Het verdere verloop van mei en juni 1940
Na de Belgische capitulatie slaagde onze kopman 1 Pierre Goubau erin contact te krijgen met zijn moeder en zusters die in Frankrijk een schuiloord gevonden hadden in het zuiderse St Jean de Luz. Vandaar dat hij Coyol verliet en bij hen verblijf nam.

Af en toe reden wij eens naar het centrum van Limoges om er eventueel gevluchte parlementsleden of ministers te ontmoeten. Regeringsleiders waren regeringslijders geworden, ten prooi van verwarring en twijfel. In de loop van juni werkten wij geregeld in de tuin. Het gebeurde ook vaak dat een of andere universitair een voordracht hield waarbij ik heel wat kon leren. 
Ook had in de tuin in het begin van juni een samenkomst plaats van een paar honderd Franse soldaten.  L’ abbé Remlinger hield dan een ontroerende eucharistieviering. Bijzonder pikant werd het toen op woensdag 12 juni ’s avonds een tiental militairen van hoge rang in de leeszaal van ’t kasteel binnentraden en er in gesloten kring een levendige conferentie hielden waarop bijzonder hard gesproken werd. Ik was onder de indruk van dit militair geweld. De berichtgeving van pers en radio was trouwens onrustwekkend.
Immers op vrijdag 14 juni waren de Duitsers Parijs binnengetrokken. Maar er volgde een hoopgevende gebeurtenis toen generaal De Gaulle bij het instorten van de Franse tegenstand weigerde om wapenstilstand mee te maken. Zondag 16 juni slaagde hij erin naar Londen te vliegen waar, naar de mening van Churchill, hij de enige generaal leek die de Fransen kon aanmoedigen de strijd voort te zetten. Dinsdag 18 juni hoorden wij in de leeszaal van ’t kasteel over de radio de Gaulles beroemde woorden klinken: ‘La France a perdu une bataille, mais elle n’ a pas perdu la guerre.’

Alle vluchtelingen vroegen zich af welk lot boven hun hoofd hing. Op zaterdag 22 juni sloot Frankrijk een wapenstilstand met Duitsland en twee dagen later met Italië.  Het gevolg was dat Frankrijk slechts gedeeltelijk werd bezet, de vloot tot de werkloosheid was gedoemd in de haven van Toulon die de Duitsers niet zouden gebruiken. In onbezet Frankrijk en overzeese gebieden bleven de Franse troepen gehandhaafd. Onze hoop lag dus in Engeland, maar wij beschikten over geen vliegtuigen noch over schepen die ons daarheen konden brengen, want de hele Atlantische kust van Noorwegen tot Spanje was in Duitse handen. Wie het via Spanje wou proberen, werd aldaar door de Franco-regering geïnterneerd. Noord- en Zuid Afrika, net als Kongo, boden geen oplossing. Gelukkig bevond Limoges zich in onbezet Frankrijk, maar de nodige formaliteiten voor terugkeer naar België moesten door de Duitsers nog geregeld worden en daarvoor moesten wij geduld oefenen.
 
Ons verblijf in Coyol had op- en neergaande periodes, precies zoals de Noordzee. Wij bleven er op tijd en stond wat werk in de tuin verrichten, bezochten af en toe onze vrienden-seminaristen in Limoges om met hen wat pingpong te spelen, te bridgen, elkaar moed en hoop te geven. Wij aten op tijd en stond in de Centre d’ Accueil en begonnen rode wijn in gezelschap van brood en confituur te appreciëren. Een paar weken na de  voorlopig Franse nederlaag beleefde mijn broer André op wandel in Limoges, een avonduur dat noodlottige gevolgen zou kunnen gehad hebben. Naar eigen zeggen had mijn snuggere broer zijn fiets netjes en voorzichtig tegen de etalage van een boekenwinkel gezet, was er binnengegaan en had er gedurende een kwartiertje zijn interesse in boeken bevredigd. Maar toen hij de winkel verliet, was er geen spoor meer te vinden van zijn fiets. Miljaar de miljaar was het gevolg. Uit armoede legde hij de 6 km naar Coyol te voet af en vertelde mij bij aankomst wat er was voorgevallen. Ik troostte hem en zegde: ‘ Nood breekt wet. Morgen gaan we in Limoges op zoek naar een onbewaakte fiets. Ik zal je helpen bij het plegen van een diefstal.’

Zo gezegd, zo gedaan.2 In de vroege namiddag van de volgende dag zwaaide ik een van mijn benen over het kader van mijn fiets, André ging schrijlings zitten op de bagagedrager en… weg waren wij naar Limoges. Weldra bleek dat een diefstal plegen niet zo gemakkelijk is, vooral als je het niet gewoon bent. We bleven maar zoeken en op de uitkijk staan. Tot het warempel lukte. Halverwege de straat stond een eenzame fiets. Ik keek naar alle richtingen en gaf André een teken van veiligheid. Mijn broer holde naar de fiets, controleerde of de kust veilig was, sprong op de fiets en begon uit alle macht te trappen. Ik bleef hem volgen op korte afstand en uiteindelijk kwamen wij veilig in Coyol aan. Ik ben ervan overtuigd dat André die avond in zijn bed een weesgegroetje als dank zal gepreveld hebben. Want zonder die fiets zou hij nooit naar Oostende hebben kunnen terugkeren. Als penitentie mocht ik toch bekennen dat die gestolen fiets jammer genoeg niet van de beste kwaliteit bleek te zijn. De banden waren zo goed als versleten, de ketting en de tandwielen evenzeer…

In ’t kasteel van Coyol begonnen de dagen langzaam te verglijden. In de omgeving deed ik samen met André af en toe wat fietstochtjes, kwestie om de gewoonte aan te kweken te rijden op een gammele Franse fiets. Op een van de oefentochtjes bezochten wij het mooie dorpje Oradour-sur-glane, dat tijdens de bevrijding verwoest zou worden door terugtrekkende nazitroepen, die de hele schoolbevolking met leerkrachten en kleuters vermoord hebben. 3

Ook wij kregen soms een bezoekje van onze seminaristen. Toen dit een maand na de capitulatie eens voorviel, bespraken wij met l’ abbé Remlinger onze terugkeer naar België. Onze weldoener oordeelde dat wij nog wat geduld moesten oefenen en ons keurig op die onderneming dienden voor te bereiden. ‘In elk geval, zei hij, mogen jullie niet allen samen in één groep pogen terug te keren. Voor groepen is de bevoorrading onderweg te moeilijk en te riskant. Wel kunnen jullie twee per twee naar België terug’.

En zo komt het dat André en ik op het einde van juli onze gastheer dankten voor alles wat wij in vriendelijkheid van hem ondervonden en gekregen hadden. ‘J’ espère un jour après la guerre venir à Ostende et vous rendre visite’, zei Mr. l’ abbé tot slot.

En die woorden waren eveneens profetisch, zoals de lezers weldra zullen vernemen.

Wij bestudeerden een Franse wegenkaart, namen de nodige notities en hoopten op een goed verloop van de terugtocht, niettegenstaande wij niet over Frans geld noch Belgisch geld beschikten, en wij op de koop toe in die Franse fiets weinig vertrouwen hadden.


Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940

Bart Houwen

Met de Vespa in 2024

Het was vrijdag 21 juni, een bijzondere dag omdat het de enige dag op ons traject was dat we zonder bagage konden rijden en niet meteen onze tenten moesten afbreken. We verbleven immers twee nachten op de prachtige gemeentelijke camping van Aix-sur-Vienne. Even wat langer slapen dan anders. Wat een luxe!

De campingbaas en meerdere Franse buren hadden ons warm gemaakt om het erop te wagen om met ons mooi verhaal naar de burgemeester van Limoges te trekken. We waren helemaal bedwelmd door hun enthousiasme, stelden zelfs geen vragen of dat zou lukken, en zouden het erop wagen.

Toegegeven, ik was een beetje zenuwachtig, voelde opkomende adrenaline op weg van de camping naar het stadhuis. Zou het lukken om de burgemeester te spreken en hem vooral symbolisch te danken voor wat de bevolking van Limoges voor de vluchtende studenten in 1940 heeft gedaan? Ik zou in de wolken zijn én Rien ook, zeker weten. Hoewel we weinig over deze intenties hadden gepraat, voelden we simultaan hetzelfde aan. Dat bleek toen we het idee effectief hard maakten. Lees daarvoor de tekst ‘De verrassingen van Limoges en omgeving: de camping en het stadhuis’. Daar kunt u meevolgen wat wij zo intens hebben beleefd: lang leve Limoges!

We waren in overdrive door wat we in het stadhuis hadden meegemaakt. Volgende stop werd het toerismebureau, dat dicht bij het stadhuis is gelegen. De Vespa’s geparkeerd en de bediende een stadsplan gevraagd om er de beschreven plaatsen van vader makkelijk te vinden. De te bezoeken locaties werden voor ons omcirkeld en alles was op wandelafstand te vinden. De bediende raadde dit ten stelligste aan, omdat het modern circulatieplan rijden met de Vespa alleen maar problemen zou opleveren.

De eerste prooi moest de boekhandel worden waar nonkel André zich destijds  te goed deed aan lectuur, maar waar zijn fiets bijna voor zijn neus werd gestolen. Hoe dat verliep, vindt u bij het verhaal ‘De gestolen fiets’.

Op dat moment liep het al aardig tegen het middaguur aan. Op zulke momenten pakt Rien de koe bij de hoorns: ‘We gaan iets eten en ik trakteer!’ Gewoon omdat Rien zo is, en omdat de ervaring van het stadhuis ons misschien een beetje in een roes had gebracht. Limoges beschikt over een prachtige stadshal, een overdekte markt op de Place de la Motte. Marktlui prijzen er hun waren aan, maar je kan er ook gezellig lunchen. Na een korte verkenning stelde hij voor om bij een Vietnamees, die aardig veel klanten te bedienen had, iets te eten. Een gegeven paard mag je niet in de bek kijken: ik zelf zou die keuze niet hebben gemaakt, maar… ten onrechte. Het Oosters voedsel smaakte heerlijk. Het hele plaatje klopte: de mooie markthall, de heerlijke maaltijd en de sfeer tussen vader en zoon, de superervaring op het stadhuis die net achter de rug was.  Een topmoment op deze reis!

Terugkerend naar de Vespa’s, kwamen we vanzelf bij een plein, Place Saint Michel, logischerwijze net voor de kerk Saint-Michel-des-Lions. Deze plaats was voor de studenten dé plaats waar ze overgoten werden door onvoorzien geluk. Door de eucharistieviering op deze plek mee te maken, kregen ze een onverwachte hefboom naar veiligheid en comfort toe. De onderpastoor nam de vluchtende studenten op sleeptouw en bood hen logies op 6 kilometer van Limoges aan. En dat tot op de dag dat ze de terugtocht aanvatten.

Geluk mag je ook in een veel bredere context zien. Uit militaire documenten die ik via de zoon van Emilienne uit het verhaal kreeg, blijkt overduidelijk dat vele Belgen heel wat minder geluk hadden dan de studenten uit ons verhaal. De Franse autoriteiten richtten kampen in de vrije zuidelijke zone in om vluchtelingen voorlopig onder te brengen, omdat de toevloed in deze periode veel te groot was. Onze studenten werden daardoor ontzien, enkel en alleen door de bijdrage van l’ abbé Remlinger, onderpastoor op de parochie Saint Michel, die logies kon bemachtigen.

Die middag gingen we de magische plaats uit het verhaal binnen. Er was op dat moment een begrafenisdienst bezig, wat ons beperkte om de kerk grondig te bekijken en/of zelfs een praatje te maken met de dienstdoende priester. Misschien kon hij info geven ter bevestiging van het verhaal, of nieuwe elementen aanbrengen. We verlieten door deze omstandigheden snel de kerk en ik zocht naar een soort parochiaal secretariaat om info te verzamelen. Naast de kerk was er een huis dat daarvoor kon doorgaan, maar dat spoor liep dood.
Op dat moment voelden we dat Limoges voor ons veel meer had opgebracht dan voorzien. Het mooie weer, de Vespa’s zonder bagage, de ruime tijd waarover we beschikten, dwongen ons om zonder dralen naar Oradour-sur-Glane te rijden. Slechts een 20-tal kilometer scheidde ons van deze historische locatie. Deze plaats had voor ons een bijzondere betekenis. Hieronder staat nog eens de aanleiding.

In de omgeving deed ik samen met André af en toe wat fietstochtjes, kwestie om de gewoonte aan te kweken te rijden op een gammele Franse fiets. Op een van de oefentochtjes bezochten wij het mooie dorpje Oradour-sur-glane, dat tijdens de bevrijding verwoest zou worden door terugtrekkende nazitroepen, die de hele schoolbevolking met leerkrachten en kleuters vermoord hebben.

De vredige ervaring die mijn vader en oom hadden beleefd in dit idyllische dorp in 1940, stond in schril contact met het uitmoorden van de lokale bevolking in 1944. Oradour-sur-Glane is, hoe pijnlijk ook, een must om te bezoeken. Vanop de D9, een kilometer vóór Oradour-sur-Glane zie je het authentieke,  kapotgeschoten dorp met verroeste elementen die de tand des tijds hebben doorstaan. Bij het binnenrijden van het nieuwe dorp dat daaraan grenst, kan je de site enkel bezoeken via het museum ‘Centre de la Mémoire’. De architect verwerkte de roestige kleur van de aanwezige vernieling in Cortenstaal zodat alles harmonieus in elkaar overvloeit. Het museum op zich ligt er half scheefgezakt bij, net als de vernielde gebouwen uit 1944. Het museum is eigenlijk een prachtig, doordacht kunstwerk.

Na de historische feiten in het museum, wandel je vanuit de diepte een gang naar boven, naar de begane grond. Op de zijkanten van de gang staan de foto’s van alle slechtoffers die de Nazi’s op hun geweten hebben. Je wordt er stil van. Vervolgens stap je de site binnen. Het dorp ligt er zoals de Nazi’s het hebben achtergelaten. Bij de vele huizen zie je bordjes met de namen van de toenmalige bewoners en hun leeftijd. Het opschrift ‘massacré par les Allemands’ plaatst alles in een harde realiteit. Als er een kind van 7 maanden oud bij staat, dan slik je even. Leeftijd bij een bloedbad maakt natuurlijk geen verschil, maar de weerloze kinderen als slachtoffer, maken indruk.

Alle bezoekers op de site van het voormalige dorp lopen er stilletjes bij, je kan een speld horen vallen. Na een tijdje fluisterde Rien: ‘Je voelt die beladenheid hier’. Ik bevestigde met een knikje. We namen foto’s en zwegen verder.
Toen we buitenkwamen, gingen we naar een café in het nieuwe dorp. We spoelden, voor het geval dat dit mogelijk was, een en ander door.

De knop 360 graden omdraaien en op naar de volgende bestemming. Dat was niet zo moeilijk: op naar de camping van Aix-sur-Vienne. Maar we moesten twee belangrijke aankopen verrichten. Het was pas 17 uur en we beschikten over een zee van tijd. We hadden een zak houtskool en wat aanmaakmateriaal én de langverwachte Limousin biefstuk die we op de gemeenschappelijk barbecue van de camping konden klaarmaken. Correctie, die Rien zou klaarmaken.  Hij was zeer duidelijk, als Bourgondiër wist hij wat hij wou: ‘Geen biefstuk uit een warenhuis, maar een  goed dooraderde biefstuk van de ambachtelijke slager, en het mag geld kosten!’, …

Doordat we al meerdere keren door de gemeente Aix-sur-Vienne hadden gereden, wisten we dat er een Lidl was voor de aankoop van houtskool, groente, en andere zaken voor de maaltijd. Het centrum van de gemeente zou ons wel naar een kwaliteitsslagerij leiden.

Alweer hetzelfde scenario op de parking van de Lidl: Rien deed aankopen, ik was parkeerwachter. Het duurde alweer niet lang toen een beer van man, een dertiger, heel spontaan vanop afstand riep: ‘Dat zijn nogal eens scooters, ik had voeger ook een scooter, zo van die moderne brol, niets waard, maar wat jullie hebben, dat is klasse!’. Hij stapt zijn auto in en reeds toeterend weg.

Toen Rien erbij kwam, stapte een gezin op ons af. De man, een kenner, had ook Vespa’s en hij luisterde geïnteresseerd naar ons verhaal. Ik toonde de dame een foto van onze ontvangst op het stadhuis van Limoges. ‘Qui, zei ze, le premier adjoint’ die blijkbaar bekend was in de streek. Ik herinnerde de dame goed, ze had het onomwonden over een mooi eerbetoon aan onze vader en grootvader. De man nam uitvoerig foto’s van onze Vespa’s. Ik vroeg hem, laat ook mij een foto van jou en Rien nemen, wat gebeurde. Een soort verlegen compensatie…

Ik schrok toch wel even als ik onze inkopen zag: de grote zak houtskool, een fles aanmaakproduct, en alle andere benodigdheden voor een zeer rijkelijke maaltijd. ‘We kunnen de rest van de kolen op de camping laten en geven die aanmaakfles wel weg aan onze buren!’ In werkelijkheid heb ik de rest van de houtskool en de aanmaakfles tussen mijn bagage gepropt om die twee dagen later voor onze tweede barbecue in Frévent te gebruiken. Wil je daarover een filmpje zien, bekijk dan ‘Anders kamperen’.

Het was niet moeilijk om een ambachtelijke slagerij te vinden. Rien stapte de zaak van Nicolas Coudert binnen, een prachtige ouderwetse slagerij. Terwijl ik stond te wachten en likkebaardend te denken aan wat zou komen, schoot me een fragment te binnen van de Franse film ‘Les Gendarmes à New York’. De Franse gendarmerie van Sint Tropez kan zich na enkele dagen in New York heel moeilijk vinden in het Amerikaans eten dat hen wordt geserveerd. In het fragment gaan ze op zoek naar ernstig voedsel en kopen een stevige biefstuk. Ze maken die stiekem klaar in hun hotelkamer. Iedereen zit er rond en geeft culinaire aanwijzingen: niet te lang laten braden, maar ook niet te kort. Acteur Michel Galabru, als adjudant-chef Jérôme Gerbert, is de kok van dienst. Met zweetdruppels op zijn gezicht probeert hij er een topgerecht van te maken.

Ik zag in gedachten, toen ik voor die slagerij stond te wachten hoe Rien als kok voor het barbecuevuur stond, terwijl ik zinloze culinaire tips zou geven, Rien in het zweet des aanschijns…

De werkelijkheid was anders: bakken, laten rusten, schijfjes aardappelen, sla, mayonaise, enz…  Wie denkt dat je op een camping beperkt bent in het bereiden van een maaltijd, moet maar eens bij Rien in de leer gaan.

Het enige wat we na deze heerlijke maaltijd moesten weggegeven, was de rest van onze salade. In ruil kregen we lekkere zelfgemaakte koekjes van onze Bretoense buurvrouw die het hele recept tot twee keer toen aan ons uitlegde en benadrukte dat het heel eenvoudig was: coeur de palmier.
Het werd een onvergetelijke dag: zo veel emotionele ervaringen, met zo’n heerlijk einde…

Het stadhuis van Limoges
De voormalige boekenwinkel, nu een antiekzaak
De binnenstad van Limoges
Les Halles Centrales
De binnenkant van Les Halles Centrales waar je heerlijk kan lunchen
Place Saint Michel met de bewuste kerk in de achtergrond
In de kerk Saint Michel-des-Lions was een dienst aan de gang
Zicht op het authentieke dorp langs de D9
Nu al maakt het indruk
Centre de la Mémoire, in Cortenstaal
In de kerk werd de bevolking samengebracht en uitgemoord
Hij wilde en mocht op de foto
Men herkende op deze foto de ‘premier adjoin’ van Limogest
De bewuste ambachtelijke slagerij
Wat een kanjer uit de streek van de Limousin
Goed bezig, Rien
Met dank aan de infrastructuur
Voor…
Na…
Close
Find Nearby Opslaan locatie markering Routebeschrijving
Navigatie in het hoofdstuk<< Reisdag 4: 20 juni 2024 ⎮ Reisdag 6: 22 juni 2024   >>

Voetnoten

  1. Wellicht heeft onder andere de onderlinge leeftijd in de groep een rol gespeeld in het aanduiden van de kopman. Zo is Pierre Goubau 5 jaar ouder dan mijn vader. In een groep jongeren kan dat criterium tellen. Uiteraard zullen nog andere criteria hebben gespeeld, maar leeftijd zal wellicht een invloed hebben gehad.
    Uit de groep studenten is meer voortgevloeid dan wat zij hebben ervaren. Uiteraard, levenslange kameraadschap en zelfs meer. Mijn nonkel André, de broer van mijn vader, heeft met de familie Goubau (Pierre was zoals u weet mee op tocht) na de oorlog goede contacten gekend. In die mate dat hij is gehuwd met de zus van Pierre Goubau, mijn tante Anette.
  2. ‘Zo gezegd zo gedaan’ voor buitenstaanders een bagatelle, maar volgens het getuigenis van Katie, mijn nicht en de dochter van André Houwen, had nonkel André daar zeer veel gewetensproblemen mee. Het zijn vooral de anderen die hem hebben moeten overtuigen: geen fiets betekende geen toekomst. Hij ging tot slot te rade bij een priester die hem uiteindelijk kon overtuigen dat het ‘springen of verdrinken’ was.
  3. De tekst heeft het over de schoolbevolking, wat klopt, maar niet volledig is. De hele bevolking die op 10 juni 1944 aanwezig  was, werd als vergelding vermoord (643 waarvan 6 die de slachting hebben overleefd). Het ging om een verzetsdaad die werd gewroken. Na de oorlog, tot op vandaag, is het dorp onaangeroerd gebleven. Het is een pijnlijk openluchtmuseum geworden.