… met 25 en 26 mei 1940 als achtergrond
Zaterdag 25 mei 1940
Met onze geladen fiets aan de hand stonden wij allen die zaterdag 25 mei even voor 14 uur op het juiste spoor geduldig te wachten. Precies op tijd stoomde de lange trein het station binnen. Iedereen van ons nam zijn bagage van zijn fiets af, tilde zijn rijwiel tot binnen de bagagewagon, liep met zijn bagage naar de aangewezen reizigerswagon, vond er zijn plaats en we vertrokken.
(dit cursief gedeelte behoort bij het einde van onze reisdag 3 waar we vertrekken uit Orléans)
Vervolg van zaterdag 25 mei 1940
Het eerste uur verliep aangenaam, met kort gehouden babbeltjes en bewondering voor het landschap door de ruiten heen. Evenwel na een uur tuffen begonnen de remmen plots hartverscheurend te piepen en de trein bleef gedurende anderhalf uur koppig stilstaan. Wat gedaan? Kalm blijven, want de ruiten zakken en naar buiten kijken hielp niet. Dan maar een kaartspel bovengehaald. In die trein heb ik leren bridgen. Wel kon ik al gewone whist en kleurenwhist spelen, maar van bridge wist ik toen niets af. Roland Roose wist het in de Franse taal haarfijn uit te leggen. ’t Ging over trèfle, pique, coeur en carreau naar sans atout. En van as, roi, dame et valet. Werkelijk een intelligent spel waarbij een goed geheugen vereist is.
Onze trein hield tijdens het verdere verloop van die reis nog diverse keren halt. Wellicht was dat nodig om andere treinen door te laten en ongelukken te vermijden. Het was tenslotte 23 uur als wij met slapers in de ogen en met een lege maag arriveerden in het station van de hoofdplaats van de Limousin. Gelukkig was er in het station een Centre d’ Accueil ingericht en kregen wij overvloedig drank en spijs. Tenslotte brachten wij de nacht door in de wachtzaal van het station.
Deel 4: ruim twee maanden in Coyol
Zondag 26 mei 1940
Slapen in een wachtzaal van een station is natuurlijk niet alles, zodat het op zondag 26 mei bij het openen van onze ogen wel even wennen was. In ons leven was het ons nog niet voorgevallen dat we ons niet konden wassen, zo’n propere jongens waren wij. Niet getreurd evenwel, we kleedden ons vlug aan en begaven ons naar het Centre d’ Accueil. Veel etenskeuze was er daar bij het ontbijt niet. Wel lekker Frans brood, een klontje suiker, voldoende confituur van vier vruchten en … rode wijn in plaats van koffie. Wij, Belgen, waren niet gewoon op onze nuchtere maag rode wijn te drinken. Eerlijk gezegd, ik moest mij forceren. Maar weldra zou dat niet meer nodig zijn.
Na het ontbijt zorgden wij voor de nodige orde in de wachtzaal en besloten zonder haast een kerk op te zoeken, want het was zondag. We informeerden en vernamen dat er in de kerk St-Michel des Lions daterend uit de 14de eeuw om 11 uur misgelegenheid was. Wij hadden dus nog geruime tijd om onze zondagsplicht te volbrengen. In afwachting hoopten wij kennis te maken met de stad Limoges, die eigenlijk uit de Romeinse tijd dateert en 100 000 inwoners telt. Wij toerden er een uurtje rond en vonden uiteindelijk de weg naar de kerk St-Michel. Wij plaatsten onze fietsen ordentelijk tegen een van de kerkgevels vlak bij het portaal. Twee seminaristen van onze groep bleven buiten de wacht houden teneinde diefstal te voorkomen. Na een kwartier zouden ze afgelost worden door twee collega’s, en zo verder lang als de mis zou duren.
Na het evangelie beklom de dienstdoende onderpastoor de preekstoel, sprak zijn homilie uit en eindigde met een mededeling die ons interesseerde: ‘Studenten die als vluchteling in de kerk aanwezig zijn, mogen zich na de mis tot hem wenden in het vooruitzicht door hem geholpen te worden’. Wij bekeken elkaar en leken allen op dit voorstel te willen ingaan. 1
Na de zegen en het laatste evangelie legde de onderpastoor in de sacristie de misgewaden af en begaf zich naar het portaal waar wij hem stonden op te wachten. Pierre Goubau en Roland Roose brachten hem op de hoogte: dat wij een groep vormen van 13 Belgische vluchtelingen-studenten, waaronder een aantal seminaristen. De onderpastoor stelde zich voor als ‘l abbé Remlinger, die in het landelijk Coyol gelegen op 6 km van Limoges de beschikking heeft over een kasteeltje, eigendom van twee oude dames die in een verpleegtehuis zijn opgenomen. Wij mogen er met andere vluchtelingen-studenten verblijven en wat studeren. Overdag kunnen wij in Limoges in de Centres d’ d’ Accueil 2 gaan eten. Als tegenprestatie dienen wij enigszins te helpen bij het onderhoud van de tuin. Wat de seminaristen betreft mogen zij in principe ook voorlopig onderdak vinden in Coyol, maar de abbé zou zo spoedig mogelijk contact nemen met de superior van het seminarie. Iedereen van ons aanvaardde die voorstellen en allen waren wij dankbaar en opgetogen.
Monsieur l’ abbé reed voorop met zijn autootje en wij allen volgden hem zo goed als wij konden. Een kwartier later arriveerden wij in het kasteel van Coyol. Op de eerste verdieping kregen Jan Felix, mijn broer André en ikzelf een kamer toegewezen van driepersoons bedjes. Pierre Goubau mocht zich installeren in een eenpersoonskamertje. Abbé Remlinger zonder tijd te verliezen telefoneerde naar het seminarie. Succes had hij, want onze seminaristen zouden in Limoges hun verdere opleiding krijgen en niets te kort hebben.
Die eerste zondagavond in Coyol bracht ons verkwikkende rust en ik had het gevoel met mijn g… in de boter te zijn gevallen. Tot slot werd een deugddoend avondmaal opgediend.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940
Bart Houwen
Met de Vespa in 2024
Vandaag stonden we voor dé uitdaging van de reis: het kasteel van Coyol vinden. Vooraf hadden we gezegd: indien we het kasteel vinden is dat één ding, maar houd ons dan maar eens tegen: desnoods klimmen we over de draad om het kasteel van dichterbij te bekijken…
De studenten hadden er verschillende maanden doorgebracht. We wisten dat het niet voor de hand zou liggen om het kasteel te vinden, omdat verschillende bronnen op Google elkaar tegenspraken. Bovendien had het mailverkeer met de toeristische diensten van Limoges ons in verwarring bracht.
Een goed ontbijt zou zeker een goede start van deze belangrijke dag betekenen. Onze tent was vochtig. Een nat ontbijt is sowieso niet erg uitnodigend. We dachten dat verse koffiekoeken ons een boost konden geven.
De avond tevoren hadden we op onze wandeling op zoek naar een frisse pint de plaatselijke bakkerij ‘L’atelier Marquet’ in ‘onze’ gemeente Salbris al opgemerkt. Ik sprong op de Vespa om er enkel koffiekoeken en een baguette te halen. Ik zie nog zeer levendig hoe de bakkerij er in Salbris uitzag: een drukke zaak met winkelpersoneel en de bakker himself. Ze werkten hard om de vele wachtende klanten op dit ochtenduur te helpen.. Ik stond wat aarzelend te kijken naar de goedgevulde toonbank, wellicht wat weg te dromen bij het zien van al die heerlijkheden. De bakker sprak me, in Franse stijl, ongegeneerd, met volgende woorden aan: ‘Vous ne vous sentez pas bien, monsieur ?’
Ik viel wat uit de lucht bij deze uitspraak die eerder in een dokterspraktijk dan in een bakkerij paste. Ik kwam even terug op aarde en zei dat alles oké was. Zou de pint van de dag voordien op mijn gelaat uitdrukken dat die zo slecht was? Was dit echt zo duidelijk zichtbaar? Of is de plaatselijke bakker een grapjas, een sociaalvaardige kerel die graag voor ambiance in zijn zaak zorgt ? Ik zal het nooit weten en reed glimlachend terug naar de camping. Het ontbijt smaakte heerlijk, maar er lag werk op de plank. ’s Nachts had het wat geregend en die natte spullen zouden niet echt voor comfort tijdens het rijden zorgen. De meeste dingen moesten eerst wat worden gedroogd.
Nu kwam deze, door omstandigheden opgedrongen luxecamping, echt van pas: in de sanitaire ruimte stonden handdrogers, klassieke modellen waarin je na een toiletbezoek je handen tot drogen laat zakken. Een godsgeschenk! Daarin liet ik mijn handschoenen, de mousse van mijn zadel en mijn handdoek drogen. Alles keurig op zijn beurt, wat ervoor zorgde dat het een hele tijdsinvestering werd. Steeds weer opnieuw, tot vervelends toe, schoot de luidruchtige handdroger aan, maar dat hele gedoe zorgde per minuut voor een betere droging. Het hele zootje haalde uiteindelijk qua comfort de norm: voldoende.
Na een praatje met de vriendelijke vader van de stugge campinguitbaatster, konden we vertrekken. Rijkelijk laat eigenlijk. Meteen verscheen ons hoofddoel voor ogen: het zou rond de 250 km worden eer we ergens in de omgeving van Limoges de concrete zoektocht naar het kasteel zouden aanvatten.
Ondertussen weet u als lezer dat daar met een Vespa wat tijd over heen gaat. Gelukkig lagen grote nationale wegen voor ons, niet te groot voor onveilig Vesparijden. En toch, omdat dit kaarsrecht rijden niet zo leuk is, zochten we alternatieven. Het kostte wat moeite, we moesten de route een paar keer vragen, maar we belandden daardoor in een prachtige landelijke regio, aangeduid met borden dat we in het hart van Frankrijk aan het rijden waren. Dan rijd je daar, in mijn geval zonder gps of google, in een wat vreemde situatie. Je weet ongeveer waar je aan het rijden bent, je probeert naamborden langs de weg te onthouden. Dan zeg je, ik kom hier nog zeker terug, maar enkele uren later ben je die naamborden vergeten.
En plots moesten we alweer naar de juiste weg informeren. Een voorbijganger die vanzelf stopte en aanvoelde dat we op de dool waren, vertelde me dat we de gemeente Vatan moesten volgen. ‘Comme … va-t’en’, vroeg ik. Vertaald is dat: ‘Maak dat je weg komt? ‘Qui!’, bevestigde hij. Wij naar Vatan.
Zo herinner ik heel goed de concrete tankbeurt in Vatan waar er geen automaten buiten stonden om te betalen. Het ESSO-station, in de Grand Rue 92, eigenlijk stationnetje, kwam als uit de jaren ’50 spookachtig op je af. Willen of niet: je moest naar binnen om je betaalkaart te gebruiken. Daar wachtte een hoogbejaarde, vriendelijk dame me op. In zulke omstandigheden voel je meteen aan dat je je inleiding tot betaling anders moet aanpakken: ‘Bonjour, madame, comment allez-vous? Gewoon ouderwets vriendelijk, in een ouderwets bureel, met een ouderwetse etalage met verschoten spullen, in een ouderwets benzinestation. Ze zei bescheiden dat ze het goed stelde. Ze vroeg vervolgens met luide stem, wellicht omdat ze wat hardhorig was, voor hoeveel ik had getankt. Ze kon dat blijkbaar niet (meer) goed lezen. Ik ging opnieuw naar de cijferinformatie op de pomp kijken, want ik kende het niet uit mijn hoofd. Op mijn woord vertrouwend, toetste ze zeer stevig en traag op de knoppen het bedrag in en… ik kon zowaar digitaal betalen.
Dat was alweer op en top Frankrijk. Na het wegrijden uit het dorp moesten we links aanhouden, zagen nog een soort herdershut met strooien dak, en we vervolgden ons traject. Na een tijdje rijden, kon ik mij alweer de naam van het mooie dorp niet meer herinneren. Tot we in het terugkeren door hetzelfde dorp reden en ik meteen alles herkende, het tankstation, de kerk, het dorpsplein. De mooie originele naam ‘Vatan’ zat vanaf dat moment stevig in mijn geheugen geprent.
De rit verliep verder voorspoedig, de bewolking nam stelselmatig toe en de honger ook. We waren ondertussen in de regio van de Creuse beland, de rivier op weg naar het zuiden. We reden de grotere gemeente Argenton-sur- Creuse binnen. Terrasjes nodigden ons uit, we konden een Franse lunch, naar onze normen echt goedkoop (11 euro) en lekker, moeilijk afslaan. Dat was zeker voor ’s avonds een pluspunt, want we wisten niet hoe laat we op de geplande camping zouden aankomen. Een homp brood is op dat moment praktischer dan kokerellen.
We stopten op het centrale plein voor de Brasserie met de naam Café De la Place, zoals er in Frankrijk wel honderden zijn. Er was een plotse positieve wending van het weer, de zon priemde door het zware wolkendek. Achteraf bleek dat dit maar schijn was.
Het overdekte terras bood voldoende plaats en was, zowel voor de geest als voor het lichaam, een verademing. Het dagmenu sprak nog meer tot de verbeelding: wat wij biefstuk friet noemen klinkt in het Frans zo uitnodigend anders: bavette avec frites. Een man, die wellicht een dagelijkse klant was, las zijn boek ongestoord verder en probeerde de inhoud van zijn boek goed te volgen zonder dat hij er op morste. Dat bleek niet zo eenvoudig, zo te zien.
We voelden ons gesterkt om straks de kleine 100 km naar Limoges af te werken, ons einddoel in Frankrijk.
Aan de rode lichten stonden we voor de brug over de Creuse geduldig te wachten. Plots tikte iemand me op de schouder. Bij de volgende halve seconde denk je dat er hier iemand rondloopt die je kent. Hoe kan dat in deze godvergeten plaats? De halve seconde later zie je twee dertigers, met veel te wijde kledij, rastahaar, moderne hippies eigenlijk, beiden met hun duimpje omhoog glimlachen. Ik lachte terug en merkte in mijn ooghoek dat het licht al op groen stond en zwaaide snel nog even. Alweer die Fransen die je emotioneel zo mooi durven benaderen, iets wat wij in het noorden wat zijn verleerd of, …of hebben we het ooit wel geleerd?
Al snel zagen we voor het eerst de legendarische wegaanduiding: Limoges 90 km. Vooruit met de geit, maar we gingen eerder achteruit… Toen brak plots de verwachte regen met bakken uit de hemel. Zo erg dat we onze fel gehinderde plannen moesten bijsturen: hinder op weg naar Limoges, tijdverlies om het Kasteel van Coyol én de camping in Aix-sur-Vienne op tijd te vinden.
Over dit moeilijke drieluik lees je alles bij de tekst ‘Op zoek naar het kasteel van Coyol’.
De dag eindigde op een schitterende manier. Daarvoor leest u het dubbelverhaal onder de titel ‘De verrassingen van Limoges’. Met dubbelverhaal bedoelen we dat deze tekst enerzijds over onze aankomst op de camping nabij Limoges gaat (reisdag 4) en anderzijds over wat we bij de aanvang van de volgende dag (reisdag 5) in Limoges hebben beleefd: je houdt het niet voor mogelijk welke unieke ervaring dat was…
Voetnoten
- Naast het feit dat de studenten stuk voor stuk zeer gelovig waren, er bovendien seminaristen mee waren, opende dit deuren om relatief haalbaar te kunnen overleven. Zo klopten ze aan bij het seminarie in Orléans (wat logies en voedsel opbracht) blijkt dit kerkbezoek in Limoges ook strategisch een goed keuze. De onderpastoor reikt een reddingsplan aan.
- Uit de tekst blijkt dat het vluchtelingenprobleem groot was: er waren meerdere opvangposten door de plaatselijke autoriteiten opgericht.