… met 18 mei en 19 mei 1940 als achtergrond
Verschrikt sprongen wij allen recht, openden de voordeur en keken in het gelaat van de Franse officier die ons beval onmiddellijk te vertrekken. Vierklauwens grepen wij onze weinige spullen bij elkaar, pakten alles behoorlijk in, bonden het op de bagagedragers en sprongen hals-over-kop op onze fietsen. We laveerden door een eindeloze stroom vluchtelingen: volgepropte boerenkarren, stootkarren en kruiwagens, tot barstens toe geladen auto’s en voertuigen van alle slag en soort, pelotons soldaten, drommen fietsers, knallende voertuigen, voetgangers van alle leeftijd, runderen en schapen… werkelijk een lamentabele exodus. En dit alles bij nachtelijke duisternis. Noch straatlantaarns, noch fietslampen, noch autolichten mochten branden omwille van het gevaar door vijandelijke vliegtuigen ontdekt te worden.
Gelukkig hadden Pierre Goubau en enkele andere vooruitziende geesten van onze groep vóór het slapengaan een Franse wegenkaart bestudeerd en opgemerkt dat onze derde rit richting Rouen te volgen, ten einde aldus de Seine te bereiken en over te steken. Dus laveerden wij in deze richting. Omdat wij in het nachtelijke duister elkaar niet zouden verliezen, moesten wij dicht bij elkaar fietsen, niet te vlug rijden en elkaar zo goed als mogelijk in het oog houden. Omstreeks middernacht werden wij plots tot stilstand gebracht door een colonne achteruittrekkende Franse soldaten. Zij planten hun revolvers gevaarlijk op onze borst, want wij werden voor Duitse spionnen aanzien. Wij hadden nauwelijks de tijd om de akte van berouw te verwekken, zo ontzettend snel reageerde het Franse leger. Het werd bepaald benauwelijk toen een Franse boer verklaarde ons als parachutisten1 te hebben zien neerdalen, en van ons het woord ‘ja’ te hebben ontvangen. Tenslotte kwam alles voor mekaar, maar het heeft geen haar gescheeld.
Wij besloten voortaan Frans2.
te spreken om geen kwaad vermoeden meer te kunnen opwekken. Iedereen van onze groep kreeg een vast nummer toebedeeld opdat wij onderweg elkaar niet zouden verliezen. Heel gezapig, maar fel onder de indruk van wat ons overkomen was, zetten we onze gevaarlijke tocht verder.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940
Bart Houwen
Met de Vespa in 2024
Toen we ’s morgens op dinsdag ontwaakten, zagen we meteen dat het weer was omgeslagen. Gelukkig weet je dan bij het vertrek niet wat je te wachten staat. Het zou constant hard regenen vanaf 10 uur tot 15 uur.
De start zag er nog redelijk goed uit: koffiekoeken en koffie bij een plaatselijke bakkerij ingericht als een sobere lunchruimte. Toch was ik mentaal bij de veertien uit 1940. We zouden halthouden in Abbeville. Ik wist dat de plicht om zich te melden bij een rekruteringscentrum in Frankrijk, vanaf nu een vlucht zou worden. We reden op dezelfde weg die vader letterlijk beschreef als een ‘lamentabele exodus’. In mijn verbeelding rijdend op deze weg zag ik dat voor mijn ogen. Ook de angst voor het onzekere wat hen te wachten stond, moet een mentale beproeving zijn geweest. Ik had geen moeite om dat aan te voelen.
Abbeville reden we binnen en we zouden de kiosk zoeken. Ik was er al eens eerder geweest en wist dat die kiosk op vandaag er als tweederangs uitziet. Toen we halt hielden vond ook Rien dat. De veertien passeerden de dag vóór het bloedbad van Abbeville. Bekijk het filmfragment op de link van de website.
Nog wat onder de indruk, startten we onze Vespa’s en het zou vanaf nu beginnen regenen.
Hét fragment uit 1940 staat hieronder nogmaals omdat het de meest traumatische ervaring is geweest voor de veertien.
Omstreeks middernacht werden wij plots tot stilstand gebracht door een colonne achteruittrekkende Franse soldaten. Zij planten hun revolvers gevaarlijk op onze borst, want wij werden voor Duitse spionnen aanzien. Wij hadden nauwelijks de tijd om de akte van berouw te verwekken, zo ontzettend snel reageerde het Franse leger. Het werd bepaald benauwelijk toen een Franse boer verklaarde ons als parachutisten te hebben zien neerdalen, en van ons het woord ‘ja’ te hebben ontvangen. Tenslotte kwam alles voor mekaar, maar het heeft geen haar gescheeld.
Ze moeten emotioneel in een rollercoaster hebben gezeten: onzekerheid elkaar te verliezen in de mensenzee van vluchtelingen, alles dat zich in het donker afspeelde, geschokt door wat ze zagen, wellicht wenende kinderen, ouderlingen die aan het afzien waren, ga zo maar verder. Deze emoties waren nog beheersbaar, maar plots blijkt het Frans leger en niet het Duitse de vijand te zijn. Mijn vader schrijft het zeer omfloerst, het gaat als het ware het trauma uit de weg. De revolvers waren één ding, maar het getuigenis van de boer die hen met klem aanduidde als spionnen, met eigen ogen hen uit een vliegtuig had zien springen. Probeer dat maar eens met knikkende knieën te ontkrachten. Ik denk dat deze gebeurtenis wellicht de meest angstwekkende uit zijn leven is geweest, wellicht bij uitbreiding ook voor de anderen. Gezien ik verder weet wat er op de levenswandel van mijn vader is gepasseerd, kan ik dat met grote zekerheid bevestigen.
Ik herinner me als jongeling thuis dat mijn pa op een onbewaakt moment liet blijken dat hij nog steeds over de oorlog droomde. Dat moet hij hebben gezegd, als ik alles even analyseer, in het midden van de jaren ’70. Ik, toen zo groen als gras, begreep niet echt hoe het mogelijk was na zoveel jaren daar nog van te dromen. Nu weet ik veel beter, sterker nog, kan ik met grote inleving zijn trauma plaatsen. Hoe dan ook, straffe koffie…
Bij een tankbeurt rond 11 uur ’s morgens die dinsdag 18 juni 2024 bleven we wat schuilen, maar hadden door dat wachten geen verbetering inhield. Dan start je best weer, want je begint wat koud te krijgen en je moet jezelf motiveren om verder te reizen. Mentaal lieten we ons niet van ons stuk brengen. Een korte stop in een café om ons wat op te waren aan een koffie en chocomelk was positief. Negatief was dat de camera die vast was gemaakt aan mijn voorste bagagerek een opwippende steen te verwerken had gekregen, met als gevolg een barst in de lens. In het café realiseerde ik mij dat. De schrik sloeg me om het hart: het was een camera in bruikleen.
Ik nam een foto van de kapotte lens en zond die met een bang hart naar Carlos met de woorden:
‘Carlos, alle pech van de wereld. Er is een steentje tegen gevlogen tijdens het rijden. Uiteraard vergoed ik dat. Heeft het zin om dat in een Media Markt voor te leggen of wacht ik tot in Oostende bij een specialist? Ik vind het kak, kan er niets aan doen. In elk geval vergoed ik dat. Ik bel je erover vanavond. (letterlijke woorden van de Whatsapp die dag)
Bang afwachtend op het antwoord van Carlos:
Geen enkel probleem, Bart, heb er thuis liggen… maar voor de rest van de reis is het aangewezen niet te filmen zonder beschermlens…
Carlos bedoelde dat de lens niet kapot was, maar het plastic omhulsel, de voorzetlens of beschermlens zoals hij dat omschreef. Ik was opgelucht. Jammer voor de rest van de reis dat er geen rijdende beelden meer zouden komen. Toch hebben we dat alternatief aangepakt.
Rond het middaguur hadden we geluk: we konden lunchen in een overdekte ruimte in een dorp. Bekijk daarvoor de video “Creatief“
Zondag 19 mei 1940
Zondag 19 mei brak aan. Af en toe klonk van onze kopman Roland Roose het bevel: ‘Numérotez-vous: un !’ en daarop volgde: deux, trois, … tot en met quatorze’. Die nacht doorkruisten we Blanchy, daarna Neufchâtel, volgden dan de departementale route naar Forges-les-eaux en zo verder via Argueil naar Lyons. Het probleem was de brug over de Seine te vinden te Pont de l’ Arche. Maar moeilijk was dat niet, want alle verkeer verliep in die richting. Engelse soldaten poogden er te zorgen voor goede orde en vlot verloop, maar de massa vluchtelingen was daar zo enorm dat het stropte. Gelukkig wachtten wij in de file en de Engelsen kalmeerden ons met het woord ‘tout de suite’ dat ze op z’n Engels uitspraken als ‘to-the- swiete’. Precies om 6 uur ’s morgens reden wij de brug over en waanden wij ons gered.
Het verdere verloop van de namiddag was qua beleving top: we bereikten de legendarische brug over de Seine en de Eure, de plaats waar de veertien zich gered waanden. Zie daarvoor de tekst De brug in Pont de l’ Arche: meer dan een brug.
Verder moesten we nog boodschappen doen en zagen plots op 12 kilometer van de camping in Ezy-sur-Eure het bord ‘Deutscher Soldatenfriedhof 1939 – 1945 Champagny St. André’. Rien spoorde me aan om eerst een ommetje te maken. Het gaf me een dubbel gevoel: enerzijds was het genoeg geweest en wilde ik snel naar de camping om mijn oude lichaam en geest op orde te hebben. Anderzijds interesseert me een Duits oorlogskerkhof heel zeker. Ik vind de opbouw en aanpak heel speciaal. Rien moest niet veel uit de kast halen om me te overtuigen. Het ommetje was de moeite: we werden gekatapulteerd naar een zeer serene begraafplaats, de typische kleine, bruine kruisjes en de speciale monumenten, per gemeente of stad waar de oorlogsslachtoffers gevallen zijn. Het was het bezoeken meer dan waard.
We moesten ons tegenhouden om op de brede en mooie entree, mooi omzoomd met gras en een toilet in de buurt onze tenten niet op te slaan. Technisch zou dat kunnen, ethisch niet.
Hop naar de gemeentelijke camping van Ezy-sur-Eure. We werden er koninklijk ontvangen en eigenlijk in de watten gelegd. Lees daarvoor ‘De cocktail op Camping Municipal in Ezy-sur-Eure’.
Maandag 20 mei 1940
De volgende dag, maandag 20 mei, bleven wij rusten op die hoeve en wat nakaarten over wat ons was voorgevallen. Maar het leek beter de toekomst in het oog te houden. Besloten werd eerst gezamenlijk in een beek onze was te doen, want veel onderbroeken en hemden hadden wij niet mee. Met behulp van onze toiletzeep slaagden wij erin te bewijzen dat wij proper ondergoed en nette hemden op prijs stelden. Maar insmeren, wrijven, spoelen en uitwringen verliep bij iedereen niet even vlot. Iemand van ons vond wassen in een beek niet echt boeiend en tevens beulenwerk. Van zodra hij zijn werk had opgeknapt begon hij te dansen en te ‘godferen’ van contentement. Iedereen proestte het uit, seminaristen incluis3
In de namiddag zochten wij in de omliggende dorpen bakkerijen op en slaagden erin een behoorlijke reserve aan brood aan te leggen. Wie is de patroon van de vooruitziende jongelingen?, vroegen wij ons af. Maar een van onze groep, nl. André Mahieu, verdween die namiddag met zijn fiets en bagage. Toch is alles voor hem goed afgelopen, zoals ik naderhand in Oostende zal kunnen vaststellen.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Per fiets in 1940
Het moet als een bom zijn ingeslagen als ze plots André Mahieu niet meer vonden: hij was met de noorderzon vertrokken. We weten uit de tekst dat hij op zijn eentje Oostende bereikt heeft. Dat heeft hij later aan mijn vader verteld. Het moet een zeer riskante terugtocht zijn geweest. Op basis van de datum (20 mei) en zijn terugkeer moet hij in het oorlogsgeweld zijn beland. België was immers pas op 28 mei gecapituleerd.
De veertien waren toen al vier dagen onderweg. Stel dat André Mahieu door alleen te rijden wat trager reed en meer hinder ondervond, hij zal wellicht geen acht dagen nodig hebben gehad. Of hij is ergens gebleven, schuilend voor het directe oorlogsgeweld. Probleem is bij die hypotheses dat ik geen enkel aanknopingspunt had om de naam André Mahieu te vinden, geen nakomelingen, ook niet van zijn vader, de brouwer uit Oostende, uit de Edith Cavelstraat nr 6. Via Familiekunde Oostende kwamen we volgende gegevens op het spoor: zijn moeder heette ludovica Deckmyn. André (officiële naam was Andrea Carolus Mahieu) werd geboren op 11 augustus 1921. Hij huwde in 1944 met Irena Ceuterick uit Eine. Ze woonden toen in de Godshuizenstraat 6 in Oostende. Als iemand een aanknopingspunt vindt, gelieve via het contactformulier met mij in contact te komen. Met wat geluk kunnen we dan effectief weten wat er met hem verder is gebeurd.
Voetnoten
- Historisch klopt het dat letterlijk in die dagen Duitse luchteskaders actief waren. De tekst heeft het op 18 mei over de vermeende parachutisten.
- De talenkennis van de jeugd toen was anders dan wat het nu is: iedereen praatte toen (vlot) Frans zoals de jeugd nu Engels spreekt.
- Het valt tussen de regels op welk aanzien en letterlijke ernst ervan uitstraalde van iedereen die priester in opleiding of priester was.