, ,

Reisdag 1: 17 juni 2024

Dit is deel 1 van 14 in hoofdstuk 3. De reisdagen.

met 17 en 18  mei 1940 als achtergrond

Vrijdag 17 mei 1940
Op vrijdag 17 mei, tevens de dag dat de Duitsers Brussel binnentrokken, vertrok aan het kruispunt Petit Paris een veertienkoppige bende studenten per fiets, nagestaard door een bekommerde leraar Conrad de Mûelenaere die de jongelui met pijn in het hart ten afscheid wuifde.
Hier volgen de namen: Pierre Goubau, Jan Felix, André Houwen, Roland Roose, André Mahieu;  Oostendse seminaristen:  Walter Goetghebeur, Robert Dujardijn, Oscar Vermeersch; vijf Waalse seminaristen in Leuven studerend wier namen ik vergeten ben en tenslotte ikzelf. Veel meer dan een reisdeken en wat ondergoed namen we niet mee, want naderhand zou het Belgisch leger ons wel kleden en bevoorraden. Welke som geld mijn makkers met zich meedroegen, is mij onbekend. Wel hadden mijn broer en ik elk honderdvijftig Belgische frank in onze portefeuille voor in geval van nood.
De eerste rit liep zoals hierboven vermeld naar de hoeve van René Butaye’s broer te Beveren-aan-de-IJzer. We volgden de Torhoutsesteenweg en aan de Kromme Elleboog sloegen wij af naar Leffinge.

Fragment uit de originele tekst van Raymond Houwen
per fiets in 1940

Bart Houwen

Met de Vespa in 2024

De nacht voor een reis slaapt een mens altijd slecht. Niet dat ik aan mijn proefstuk was, maar het zit er gewoon in. En van deze reis verwachtte ik veel: het zou interessant worden, emotioneel misschien met onzekere parameters: wat er ons stond te wachten? Je heb het niet altijd onder controle. Geen echt probleem, dat hoort er gewoon bij.
Hoe zouden de veertien studenten hun voorlopig laatste nacht in België, van 16 op 17 mei, thuis hebben doorgebracht? Nog veel meer dan wij moesten ze zich aan het onbekende overleveren: ze hadden geen keuze. Als ik onrustig lag te woelen, dat stelde wellicht niets voor in vergelijking met hen …

Hoe dan ook, Rien en ik waren zo goed mogelijk voorbereid: zowel op het technische vlak van het Vesparijden als het historische huiswerk dat we hadden gemaakt. We legden vooraf heel wat contacten met allerlei plaatsen waar de studenten destijds waren geweest. Allerlei toeristische diensten in Frankrijk deden doorgaans heel goed hun best om aanwijzingen te geven. (zie ook de teksten ‘Hoe het allemaal begon’ en ‘Bijna vertrokken’)

Gewoon wat gezonde stress, had ik toen…
Ik reed omstreeks 11 uur van Leffinge (mijn woonplaats) naar Oostende, naar Rien thuis. We aten een boterham omdat dat gewoon moest, maar dat lukte niet zo best: we wilden beiden snel vertrekken.  We hadden nog wat plichtplegingen in Oostende te vervullen, alsof dat nu even in de weg stond. Die reis wilden we aanvatten.

De wachttijd vorderde traag, want wachten moesten we sowieso doen. Rond het middaguur hadden we in Oostende met enkele mensen afgesproken. Bovendien wilden we om 11.45 uur symbolisch aan het ouderlijk huis op het Filip Van Maestrichtplein starten, zoals pa en nonkel André dat op 17 mei 1940 hadden gedaan. Vlug enkele foto’s nemen en filmpjes bij het vertrek maken … en vooruit met de geit! Zie daarvoor de video “Onderweg“: je ziet ons vertrekken

Beleefd aangebeld bij de huidige eigenaar (zie ook tekst een Bijzonder Ouderlijk huis), maar er was niemand thuis. Op naar Petit Paris, dé plaats waar de veertien verzamelden in 1940 om naar Frankrijk te vertrekken.

Vooraf wist ik dat de concrete plaats aan Petit Paris voor de voormalige apotheek Beuselinck niet ideaal was om er twee Vespa’s comfortabel te parkeren. We konden omwille van het huidige drukke verkeer niet anders dan het voetpad te gebruiken, zodat wandelaars zich rond de twee scooters moesten laveren. Maar het moest op die plek zijn, symbolisch moest het gewoon.

Enkele intimi stonden klaar om ons uit te zwaaien:  Caroline (mijn vouw én mama van Rien), Carlos (mijn Vespavriend, en steeds op post om samen met mij grote buitenlandse Vespareizen te ondernemen) en Dominique (de dochter van Roland Roose, medestudent en compagnon de route destijds). Kris met Lorenzo en Joke (ook twee goede Vespavrienden, en medereizigers van vele reizen) zouden er ook zijn, maar waren er blijkbaar niet.

Om 12 uur wilden we eindelijk van start gaan. We vertrokken en ik zag bij het overschrijden van het kruispunt rechts Kris en Lorenzo staan. Rien die er niet op had gelet, moest ik meteen inhalen en hem wijzen om rechtsomkeer te maken. De eerste start was duidelijk een valse start: iedereen verzamelde zich opnieuw. Na de psychologische steun van hun warme aanwezigheid, gingen we nu echt op weg. Zie de video “Onderweg

Het drukke stadsverkeer ebde geleidelijk weg naarmate we verder op de Torhoutsesteenweg reden, zeker aan de Kromme Elleboog, waar we net als de veertien fietsers in 1940 , naar rechts afdraaiden.

Aan de Leffingse kerk deed zich een eerste haperingetje voor: Jan Felix, die waarschijnlijk nooit veel gefietst had in zijn leven tot-nu-toe, reed pardoes in de bocht tegen het beschermend kerkmuurtje aan. De ironie van het lot ligt hierin dat Jan jaren later in Oostende toch schepen van sport zal worden.
 
De rest van de rit liep evenwel goed af. Via Diksmuide reden we door de IJzervlakte naar Lo en Leisele tot Beveren. We hadden geen moeite om Butaye’s hoeve te vinden. Beide broers Butaye hadden dezelfde stem. Wel was de man van Beveren groter van gestalte en wat scherper van gezicht dan de principaal, maar de hartelijkheid was identiek. Op de hoeve hadden wij beleefdheidshalve aandacht voor de bloeiende dochters die naarstig melk aan het karnen waren bij de boterfabricage. Na een deugddoend avondmaal legden wij ons onder het stro in de grote schuur te slapen. Kwestie van goed uitgerust te zijn om de volgende ritten aan te kunnen.

Fragment uit de originele tekst van Raymond Houwen
per fiets in 1940

Bart Houwen

Met de Vespa in 2024

We vervolgden onze route naar Leffinge dat we ondertussen door en door kennen. We wonen er sinds 1986, nu met z’n tweeën, toen met z’n zessen.

Aan de kerk zouden we stoppen en een foto maken van dat ‘eerste haperingetje’ in 1940. Interessant is, dat de weg, de Dorpsstraat, die zich rond de kerk slingert, in 2010 is heraangelegd naar zijn originele concept, lees: in de toestand van 17 mei 1940.

Toen na de Tweede Wereldoorlog koning Auto steeds aan belang won, heeft de gemeente in functie van een brede weg en een geleidelijke bocht ten gunste van het autoverkeer, de originele toestand veranderd. Maar met de wijzigende inzichten om het verkeer qua snelheid af te remmen, heeft men de scherpe bocht van destijds terug in zijn originele staat hersteld. Het verkeer kan niet anders dan vaart minderen om die chicane te nemen. Dat gebeurde in 2010.

Het incident van Jan Felix, die tegen het muurtje aanreed, illustreert niet alleen die plotse, gevaarlijke haakse bocht. Het zegt veel meer. Door het feit dat de actieradius van jongelui in 1940 veel enger was dan jongeren vandaag, valt daarover wel iets te zeggen. Mensen verplaatsten zich veel minder dan nu. Het zou best kunnen dat Jan Felix, maar ook anderen, voor het eerst per fiets door Leffinge Dorp reden en daardoor niet waren voorbereid op wat komen zou. Of reden ze te dicht bij elkaar, dat fietsers die wat op het einde van de groep reden verrast waren door een plotse scherpe wending? Het ‘haperingetje’ van toen zou vanuit deze context een andere dimensie kunnen krijgen.
We namen toen de eerste foto’s op onze reis. Vooraf hadden we afgesproken zoveel mogelijk foto’s te nemen van beschrijvingen uit de tekst die we live zouden meemaken. Rien nam die eerst pose wel heel letterlijk en imiteerde de val van Jan Felix. Dat zie je in de video “Onderweg“:

We startten opnieuw de Vespa’s en beseften dat we omstreeks 13 uur hadden afgesproken met de huidige uitbaters van de voormalige hoeve Butaye.

Hieronder het mailverkeer met de uitbaters van de hoeve in Beveren-aan-de-IJzer, enkele weken voor ons vertrek.

************************************************************
Op di 4 jun. 2024 om 08:06 schreef <houwen.bart@************>

Dag Diederik, 
Toen we elkaar zagen eind april om de boerderij terug te vinden waar mijn vader met 13 vrienden op vrijdag 17 mei 1940, zei je me je op de hoogte te houden wanneer we precies zouden passeren.
Op maandag 17 juni aanstaande zullen we rond 13 uur bij jou aankomen. We zouden er graag enkele foto’s namen en vervolgens onze tocht verderzetten.
 
Samen met mijn zoon danken we je nu al om bij jou een korte stop te houden.
Mvg,
Bart Houwen
************************************************************
Dag Bart,
 
Ok geen probleem, ik zal er niet bij zijn, mijn vrouw zal thuis zijn.
Jullie zijn meer dan welkom.
 
Grt
Diederik
************************************************************

We werden warm onthaald. Wat we op die hoeve, dankzij Kimberley, meemaakten, was heel bijzonder. Lees daarvoor de tekst ‘Kimberley, geen boerin, wel huisvrouw’. Zie daarvoor ook de video “Onderweg“:
De vrouw des huizes gaf een gevatte rondleiding op maat. Na de koffie en de cola bedankten we Kimberley en startten ons avontuur.

Zaterdag 18 mei 1940
Zaterdag 18 mei sprongen wij uit ons strobed op, wasten ons buiten aan de pomp, kleedden ons onberispelijk aan, aten lekker hoevebrood bestreken met deugdelijke confituur, kregen een aantal broden mee voor onderweg, zegden oprechte dank aan onze vriendelijke landgenoten en bestegen onze fietsen. Een lange tocht stond ons voor de boeg: van Beveren naar Roesbrugge, verder naar Watou en Rattekot drongen wij Frankrijk binnen, doorkruisten Steenvoorde en beklommen de bekende Casselberg. Van structuur was ik de lichtste van de groep zodat ik met brio Cassel binnenreed. Roland Roose, die de zwaarlijvigste van ons allen was had het lastig, niettegenstaande hij over een koersfiets beschikte om jaloers op te zijn. In het mooie Cassel hielden we halt en maakten een verpozend wandelingetje. Daarna reden we voorbij het huis van de Franse generaal Vandamme uit de Napoleontische Franse revolutietijd. Bij een heerlijk lenteweertje reden we door het nijverige Arques ten zuiden van Saint-Omer en volgden de weg naar Thérouanne, eertijds Terwaan geheten en voorzien van de bisschopszetel. ’s Middags aten wij onze lekkere Beverense boterhammen op in een plaatselijke herberg en bleven er nog even rusten.

In de loop van de namiddag nam de drukte op de weg toe, ofschoon we een departementale weg volgden. De hele namiddag reden we naarstig door naar het mooie Montreuil, waar het bijzonder druk was. We verbroederden met een jeugdige bende uit Veurne, aangevoerd door seminarist Bernard Nollet die jaren later leraar 3de Latijnse klas aan het Oostendse college zal worden. Wij hadden allen dorst ingevolge het mooie weer en de geleverde inspanningen. Dus zochten wij een taverne op en bestelden allen een deugddoende kop koffie. Onze ontgoocheling was evenwel groot toen de ober heel kleine kopjes dampende en raar gekleurde koffie serveerde. Naar het schijnt was het in heel Frankrijk de gewoonte dergelijke koffie te drinken, hetgeen wij toch niet geapprecieerd hebben.

Vanaf Montreuil namen wij de Nationale nr. 1 naar Abbeville aan de Somme. Wij dachten dat het verstandig was de Somme te kunnen bereiken, want de Duitsers zouden het toch moeilijk hebben om die waterloop over te steken. In de nabijheid van Abbeville1 vonden wij onderkomen in een klein maar verlaten werkmanshuisje. De vloeren waren er belegd met strobalen dus scheen ons dat een uitstekende gelegenheid om er de nacht door te brengen na zo’n lange tocht. Buiten op straat voor het huisje aten wij wat nog restte van ’s middags. Onze fietsen stalden we veiligheidshalve economisch binnen de kleine ruimte  van de stalletje. Omstreeks 21 uur legden wij ons te ruste op ons strobed en hoopten op een verkwikkende nachtrust.  Maar diezelfde zaterdag nog omstreeks 23 uur werd plots zwaar op de huisdeur gebonkt en een daverende stem riep de slapers toe: ‘levez-vous, les Boches2 sont là’. Verschrikt sprongen wij allen recht, openden de voordeur en keken in het gelaat van de Franse officier die ons beval onmiddellijk te vertrekken.

Fragment uit de originele tekst van Raymond Houwen
per fiets in 1940

Bart Houwen

Met de Vespa in 2024

Nu hadden we plots geen verplichtingen meer. We hadden het goed gesteld bij Kimberley, daar niet van, maar nu had ik het gevoel dat de echte reis kon beginnen. Alles kon, we stonden open voor verrassingen die ons pad zouden kruisen en, zonder dat we daarover hadden gepraat, hoopten we op een veilige en zorgeloze rit. Zeker voor Rien, stelde hij zich vragen hoe zijn Vespa 125cc met een berg bagage de reis zou doorstaan.
Tot in Watou… Er moest wat mij betreft nog een belangrijke kaap worden overwonnen. Aan de Belgisch-Franse grens moest ik even mijn zoon vaderlijk benaderen. Eerlijk gezegd, ik was wat zenuwachtig met een vleugje vertrouwen.
Ik realiseerde me voor de reis, dat Rien wellicht niet in Frankrijk mocht rijden omdat volgens een ingewikkelde regelgeving, dat niet mocht. In België blijkbaar wel. Lees daarvoor de tekst ‘Bijna vertrokken’.
 
Net zoals de veertien, destijds doorkruisten we Rattekot, Steenvoorde en reden we onder bijzonder goede omstandigheden naar Cassel. Het was mooi weer en we stopten kort om nog wat mooie kiekjes te nemen en enkele shots te filmen terwijl we reden. De filmfragmenten zouden veelbelovend zijn. Ik kreeg in bruikleen een super goed Go Pro-model van cameraman Carlos. Het ding zat vooraan gemonteerd op mijn bagagerekje en volgde getrouw de route mee. In het begin was het wat aanpassen, want handigheid en stuurvaardigheid zijn als combinatie tussen rijden en filmen, de codewoorden. Je moet je al rijdend voorover buigen, met één hand sturen, de slechte stukken op het wegdek vermijden en tegelijk de camera aanzetten. Door de lichtreflex ben je nooit zeker of je vakkundig op de on-knop hebt geduwd. Dat duurt bovendien enkele seconden: je moet de knop ingedrukte houden terwijl je gedeeltelijk scheef, al rijdend over je Vespa hangt. Makkelijk en comfortabel is anders… Duw maar eens op zo’n minuscule knop terwijl je verplicht handschoenen moet dragen. Echt niet eenvoudig.

Door die omstandigheden maakte ik soms een beeld te veel of een te weinig. Om het teveel aan beeldmateriaal moest ik niet verlegen zijn: een extra simkaart en wegknippen bij montage zou de oplossing zijn. Met ’te weinig’ heb je altijd een probleem.

In de video ‘Onderweg’ zie je fraaie beelden over het beschreven traject. Je ziet ons Cassel binnenrijden. Dat moest een verplichte stop worden. De veertien vrienden hadden op zaterdag 18 mei 1940 er ook haltgehouden en waren op zoek naar het huis en de gedenkplaat van Generaal Vandamme. Ik wist dat mijn Bomma, mijn grootmoeder langs moederskant, wel eens zei en zelfs met één van haar krukken haar woorden nog meer wilde benadrukken: Generaal (ze sprak dat uit als sjinirael) Vandamme is familie van ons’. Mijn grootmoeder heette Madeleine Vandamme. Door het feit dat er veel koeien Blaar heten, schonken we daar destijds weinig aandacht aan. We geloofden dat eigenlijk niet, gezien de populaire naam Vandamme. Enkele maanden na thuiskomst van onze reis wilde ik dat toch eens nader onderzoeken. Dankzij de hulp van mijn neef, Michel, die over een uitzonderlijk familiaal geheugen beschikt en zich bezighoudt met de familiestamboom langs moeders kant, nam verbazing steeds meer de bovenhand. Het duurde geen twintig minuten of Michel had beet. Hij mailde me dat de Generaal op zijn zachtst geen gewone kerel was en dat er inderdaad een familieband was via onze grootmoeder, Madeleine. De overgrootvader van mijn grootmoeder was een verre neef en generatiegenoot van de Generaal.

Maar onze grootoom van het zevende knoopsgat was een niet onbesproken figuur. Dominique Vandamme (1770 – 1830, geboren in Cassel)  was berucht om zijn grote weldadigheid, insubordinatie (weigeren van bevelen van je meerdere) en plundering. Napoleon zelf gaf toe bang te zijn van ons nonkeltje. Napoleon zei dat, als hij ooit de duivel in de hel aanviel, hij Vandamme het bevel over de voorste troepen zou geven. Verder zei Napoleon ook ooit: ‘Als ik twee Vandammes had, zou ik de één de ander dood laten schieten. Maar ik heb er maar één en die houd ik voor mezelf, omdat ik hem nodig heb en omdat hij onvervangbaar is.’ Vandamme werd in 1808 door Napoleon in de adel verheven. Zijn naam staat gebeiteld in de Arc de Triomphe in Parijs.

We vervolgden die namiddag verder het traject door mijn vader beschreven: via Arques naar Thérouanne waar we halt hielden voor een koffiekoek als vieruurtje. Een klant van de bakkerij sprak ons aan en was geïnteresseerd in ons traject. Wat we toen niet wisten en beseften: dit was de eerste Fransman die betrokken was op het verhaal van 1940 en het zou niet de laatste zijn: er passeerden er heel veel de revue.

De trip naar Montreuil stond voor ons geprogrammeerd. We moesten mikken op halfzes om er aan te komen en een café te vinden waar ze de voetbalwedstrijd van de Rode Duivels tegen Slovakije zouden uitzenden. We dachten toen dat deze wedstrijd een makkie zou worden. Enkele uren later stonden we gefrustreerd met de voeten op de grond. België zou met 0 – 1 verliezen…

De eerste fysieke gewaarwording van wat de veertien uit 1940 moeten hebben doorstaan, was het traject van Thérouanne naar Montreuil. Een rit van ongeveer 45 kilometer over een meer dan glooiend landschap. In die mate op en neer dat ze er echt moeten hebben afgezien op hun oude vehikels zonder versnellingen. Het zou hen niet alleen fysiek op de proef hebben gesteld. Wetende dat ze pas in de omgeving van Abbeville zouden stoppen, sprak nog meer tot de verbeelding. Het werd zeker ook een ware mentale uitputting. Wij begonnen per kilometer aan te voelen wat dit traject ten diepste betekende.
Wat wij nu weten is dat de veertien op het hele traject tot Orléans het slechtste voor hun wielen kregen. Voorbij Abbeville wordt het landschap qua fietsen milder. ‘Orélans’, zegt u, Limoges was toch het eindpunt? Klopt, maar nog even geduld…

Na de frustrerende voetbalwedstrijd herstartten we onze Vespa’s en zouden tussen Montreuil en Abbeville een camping zoeken. De eerste camping vinden was de moeilijkste van onze hele reis: twee campings bleken niet toegankelijk. Uiteindelijk vonden we in Noyelle-sur-Mer Domaine de la Roseliere. Tegen 21.15 konden we onze tenten opslaan en tegen 22 uur konden we aan onze maaltijd beginnen. Traditioneel, als ik een reis met de Vespa onderneem, krijg ik van thuis bouletten in tomatensaus mee. Omdat we altijd laat op de eerste camping aankomen, spaart dat hopen werk. En bovendien, superlekker met pasta!

Officieuze vertrekplaats
Officiële vertrekplaats
Nagespeeld eerste incidentje
Rondleiding op de voormalige hoeve Butaye
Wat overblijft van de slaapplaats van de veertien
De plaats van de oude pomp uit het verhaal
De grensplaats
Het huis van Generaal Vandamme
De Generaal en zijn twee verre familieleden
Getrouw volgen we het oude traject
Klaar voor de Rode Duivels
Een klassieker op elke eerste kampeerdag
Nog eens nalezen voor de rit van morgen
Close
Find Nearby Opslaan locatie markering Routebeschrijving
Navigatie in het hoofdstuk ⎮ Reisdag 2: 18 juni 2024 >>

Voetnoten

  1. De tekst heeft het over zaterdag 18 mei: twee dagen later vindt het bloedbad van Abbeville plaats. In de nacht van 19 op 20 mei (1 dag later dan de passage van de Oostendse studenten) werd Abbeville door Duitse eskaders bestookt. Deze bombardementen gaven de rechtstreeks aanleiding om de gevangen genomen Duitsgezinde Belgen en andere ongewensten door de Fransen te laten executeren. Men dacht dat door volgende bombardementen de groep gevangenen zou kunnen worden bevrijd. De Fransen gingen op 20 mei over tot executie. Dit zou later ‘het bloedbad van Abbeville’ worden.
  2. De scheldnaam voor Duitsers, zoals Moffen in het Nederlands.
×