Enkele medevluchters van Raymond en André

Roland Roose

Roland Roose werd geboren te Oostende op 17 mei 1921. Zijn ouders waren Firmin Roose (overleden in Engeland tijdens de tweede wereldoorlog) en Julia Kerckhof (geboren in 1986 te Westkapelle, overleden te Oostende in 1982).

De ouders waren eigenaars van Hotel Carlton in de Koningsstraat en Ship Chandlers. Roland was de oudste van het gezin, hij had nog een zus Hedwige en een jongere broer Ivan. 

Onze ouders leerden elkaar kennen aan de universiteit van Leuven, waar zij Germaanse studeerde en hij Romaanse Filologie. Oorspronkelijk wilde hij trouwens geneeskunde studeren en daarna naar Afrika trekken. Zijn idealistische kant. 

Na de fameuze fietstocht zijn zijn ouders naar Engeland gevlucht in 1941. Hij werd verwacht in Calais om samen met de laatste gehuurde vissersboot te vertrekken. Jammer genoeg miste Roland de trein vanuit Leuven door een treinstaking. Hij moest dus noodgedwongen in België achterblijven. Erg voor hem en voor zijn familie. Daardoor veranderde hij ook zijn keuze van geneeskunde naar Romaanse.   

Doordat hij alleen in het land achterbleef was papa natuurlijk vaak eenzaam. Hier kwam onze mama op het toneel. De ontmoeting in Leuven gebeurde tijdens hun licenties. Onze grootouders uit Brussel namen Roland met open armen in huis als een eigen zoon. 

Roland en zijn Paula Van Hoof trouwden in mei 1945 te Brussel en kregen samen 4 kinderen: Anne Marie, Bernadette, Marie Dominique, Vincent. 

De lange carrière van Roland speelde zich af in het onderwijs. Hij startte in Brussel als studiemeester in het Atheneum waar Paula lesgaf. 

Kort daarop verhuisde het echtpaar naar Oostende. In het Koninklijk Atheneum was Roland achtereenvolgens bevlogen leraar Frans en provisor. In 1958 werd Roland studieprefect in het Atheneum van Ieper. Zes jaar later werd vader benoemd tot directeur in het ministerie van Onderwijs. Roland beëindigde zijn loopbaan als secretaris-generaal van Nationale Opvoeding en Cultuur tot op zijn vijf-en-zestigste. Paula overleed in januari 1985. 

Belangrijk voor zijn verhaal zijn zeker ook de vele buitenlandse reizen zowel familiereizen naar Zwitserland en Italië, een microbe die hij zeker doorgaf aan zijn kinderen. Maar ook voor zijn job reisde hij vaak naar verre oorden. 

Roland is overleden te Oostende op 8 juli 1999.         

Geschreven en samengesteld door Annemie en Dominique Roose, dochters van Roland Roose


Pierre Goubau

Hij is geboren op 14 januari 1917 in Montreuil sous Neuville sur Mer, waar zijn vader, Fernand, arts was voor het Belgisch hospitaal in Chartreuse. Zijn moeder, Lina Valcke, had haar man vervoegd in 1915; komende van Gent was zij met haar baby (Marie-Joseph), haar kindermeid en haar moeder, over Nederland en Engeland in Dieppe geraakt. Zij moest het IJzerfront omzeilen vanuit het bezette België.
Zijn vader overleed aan buiktyfus in 1918 en zijn moeder keerde terug naar haar geboortestad, Oostende. Hij had twee zussen, Marie-Joseph en Annette, die later met Andre Houwen zal trouwen.

Hij liep school op het Onze-Lieve-Vrouwecollege en ging naar de universiteit in Leuven om geneeskunde te studeren1.

In 1940 trok hij zoals veel studenten van zijn leeftijd het leger achterna met zijn fiets. In Frankrijk zou hij de gebroeders Houwen ontmoeten en een deel van de weg met hen afleggen om tenslotte zijn familie te vervoegen in St. Jean de Luz.

Terug in Leuven zou hij zijn leven als toekomstige geneesheer verderzetten2.

Na de oorlog zou hij zich in 1947 als geneesheer vestigen in Leuven3.

In 1949 stichtte hij met enkele jonge collega’s het Medisch Instituut en de St Jozefkliniek (nu opgenomen binnen de Damiaankliniek). Steeds zou hij topgeneeskunde nastreven en hij werd de verantwoordelijke voor het CREMEC-West- Vlaanderen (stageopleiding voor studenten geneeskunde van Leuven).
Hij trouwde in 1950 met Claire Thoreau uit Leuven en had met haar 7 kinderen (5 jongens en 2 meisjes).
In 1983 ging hij met pensioen en stierf op 25 mei 2008.

Geschreven door Patrick Goubau, zoon van Pierre


Jan Felix

Mijn derde carrière

Toen ik als politicus met pensioen ging, heb ik gezegd dat ik aan mijn derde carrière begon. Ik heb als advocaat – sinds 1945 – het rechterlijk leven intens meegeleefd, tot de politiek de voorrang kreeg. Vanaf datzelfde jaar was ik actief in de plaatselijke politiek: arrondissementeel partijsecretaris, gemeenteraadslid, fractieleider in de oppositie en in de meerderheid en uiteindelijk schepen. Ik had als schepen alle jobs die ik maar wensen kon, één uitgezonderd. Ik had Jeugd, Stedenbouw, Sport, Toerisme, Feesten. Ik heb nooit ‘Burgerlijke Stand’ of ‘Financies’ gewenst. ‘Cultuur’, dat wou ik nog wel, maar ik heb het nooit gekregen. 

De Belgische wet op Stedenbouw dateert van begin jaren ’60. Op het ogenblik dat ik schepen werd, moest alles nog uitgetest worden. Er was een jonge administratie met veel enthousiasme, grote plannen en weinig geld. Alle steden hadden grootse projecten, het was dus elleboogwerk om te proberen erbij te zijn. Spijts al het enthousiasme hebben we het dikwijls niet gehaald. Het enige dat er opzat, was: met eigen middelen realiseren. We hebben dat klaargespeeld voor het verkeersvrije winkelcentrum (Kapellestraat & Adolf Buylstraat), niet zonder moeite. Ik had gedacht als een soort weldoener verwelkomd te worden. Groot was mijn verbazing toen ik merkte hoeveel tegenstanders er waren. Ik had de medestanders gevraagd om thuis te blijven en stond dus alleen tussen fanatieke opposanten: Daniël in de leeuwenkuil. Als ik nu door de straten van Oostende, Stene, Zandvoorde rondloop, kan ik terugblikken op wat verwezenlijkt werd: jeugdlokalen, een sportpark (Stuiverstraat), een schaatspiste (Zandvoorde), het Stedelijk Zwembad, het verkeersvrije winkelcentrum. Toch niet slecht voor ‘een naïeve, zweverige dromer’, zoals ik wel eens voorgesteld werd. 

De schepensjerp heb ik met spijt neergelegd. Ik had met en onder Jan Piers gelukkige dagen gekend. Jan liet je werken. Jan floot je niet terug wanneer hij voelde dat het voor hem onaangenaam kon worden. De ruzie met prins Karel had hij te danken aan de ijver waarmee ik de onteigeningsprocedure had ingezet. (De prins wilde immers zijn domein verkopen.) Voor de vete waarmee A. Lacourt Jan jarenlang achtervolgd heeft, voel ik me ook verantwoordelijk. De notaris kon niet verdragen dat de Villa Maritza geklasseerd zou worden en er zo aan zijn Heilig Eigendomsrecht zou geraakt worden. 

Rond 1980 is dan mijn derde carrière gestart. Sinds de eerste brief met ‘Meester’ zijn meer dan veertig jaar voorbijgevlogen. Ik heb duizenden brieven met ‘Mter’ en ‘Mr. de Schepen’ ontvangen, maar het deed me wel wat toen ik, enkele jaren terug, een brief kreeg, gericht aan ‘Jan Felix, kunstschilder’. 

Jan Felix, uit: Thema’s en variaties. Politiek, kunst, theater, teksten, tekeningen, etsen, lino’s

(Oostende, augustus 1992)

Auteur: Jan Felix (1992), bezorgd door Luc & Mieke Felix, zijn kinderen.

Jan Felix (24 april 1919 – 17 augustus 1992) trouwde in 1950 met Berthe Bovée (1922-2011). Ze kregen twee kinderen: Mieke (°1952) en Luc (°1959) – en drie kleinzoons: Ernst (°1987), Jan (°1987) en Simon (° 1991). De geboorte van zijn achterkleinkinderen, Nina, Casper en Zeno heeft hij niet meer mogen meemaken. Gelukkig is hem de afbraak van het Stedelijk Zwembad (ontworpen door zijn broer Paul Felix) bespaard gebleven.


Walter Goetghebeur

Hij wordt geboren in Hamilton (Schotland) op 23 mei 1917. Zijn ouders Karel Goetghebeur en Clothilde Van Outryve zijn (naar alle waarschijnlijkheid) gevlucht voor het oorlogsgeweld van de Eerste Wereldoorlog.

Hij volgt lager onderwijs aan de Vrije School van de Ieperstraat in Oostende, lager middelbaar aan het St.-Bernarduscollege te Nieuwpoort en hoger middelbaar aan het O.-L.-V.-College van Oostende. Verder volgt hij filosofiestudies aan het Klein Seminarie van Roeselare en theologie aan het Groot Seminarie te Brugge. Hij studeert Klassieke Talen aan de KU Leuven. Als student is hij bedrijvig in de K.S.A.

Na zijn priesterwijding, op 19 december 1942, is hij achtereenvolgens : leraar aan het St.-Lodewijkscollege te Brugge, onderpastoor te Egem, onderpastoor te Middelkerke, pastoor te Stalhille (vanaf juli 1968). Hij is auteur van ‘Spermalie, één grote familie’ (1984)4.


Robert Dugardeyn

Robert Dugareyn wordt geboren in Zuienkerke op 21 september 1919 als zoon van Theophiel  Dugardeyn en Maria Verscheure.

Hij wordt  op 16 april 1944 priester gewijd in de kerk van het seminarie te Brugge. In 1944 wordt onderpastoor te Rekkem, in de Sint-Niklaaskerk. Verder wordt hij in 1960 onderpastoor te Torhout in de Sint-Pietersbandenkerk. Hij is de oprichter in 1966 van de Goede Herderkerk te Torhout en blijft er tot 1969. Hij verandert nog enkele malen van parochie: pastoor te Roksem, te Rumbeke en te Meetkerke van 1989 tot 1990. Zijn laatste post wordt Houtave.

Hij neemt, gezien zijn leeftijd, ontslag op 15 juli 1999 en verblijft verder te Houtave. Hij overlijdt op 24 september 2006.


Oscar Vermeersch

Oscar Vermeersch wordt geboren in 1920. Op 8 april 1945 wordt hij tot priester gewijd in Brugge. Meteen wordt hij benoemd tot leraar aan Sint-Leocollege Brugge. In 1948 wordt hij leraar aan de Hotelschool in Koksijde en in 1949 is hij leraar een het college van Tielt. In 1951 is hij leraar aan het Kleinseminarie in Roeselare. In 1956 treedt hij uit het priesterambt. Deze uittrede werd  pas op 14 augustus 1977 officieel bevestigd door Rome. Na contact met Familiekunde Oostende, om via doorberichten, kiezerslijsten of parochieregisters iets te vinden, loopt het spoor naar het verdere levensverloop dood. Wie informatie heeft over Oscar Vermeersch of anderen uit het verhaal, kan op de site onderaan het contactformulier invullen. Dan wordt elke biografie aangevuld.


André Mahieu

Via het verhaal weten we dat André Mahieu op 20 mei 1940 de groep plots verlaat en terugkeert naar Oostende. Verder zijn we op de hoogte dat hij moederziel alleen de terugtocht goed heeft doorstaan. We weten ook dat zijn vader brouwer was.
Van Christiane Schueysmans, het driejarig kind uit het verhaal, en gewoond in het ouderlijk huis tot ze huwde dat brouwer Mahieu op het huisnummer 6 in de Edith Cavelstraat woonde. Na contact met Familiekunde Oostende komen we enkele interessante weetjes op het spoor.

Zijn moeder heette ludovica Deckmyn. André (officiële naam was Andrea Carolus Mahieu) werd geboren op 11 augustus 1921. Hij huwde in 1944 met Irena Ceuterick uit  Eine. Ze woonden toen in de Godshuizenstraat 6 in Oostende. Verder werd geen info gevonden over eventuele kinderen.  Wie info over André Mahieu zou hebben, wil het contactformulier op de website invullen. Dan gaan we graag verder met deze nieuwe gegevens.


Nog vijf andere, naamloze seminaristen

De vijf andere seminaristen blijken studenten uit Leuven te zijn die zich op een of ander manier bij de Oostendenaars hebben vervoegd. Misschien via de twee Oostendse studenten: André Houwen en Pierre Goubau, maar dat is gissen. Door het feit dat mijn vader bij het schrijven van zijn verhaal de namen van de vijf niet meer herinnert, loopt dat spoor definitief dood.


Velen uit het originele verhaal samen op de foto (van links naar rechts, van boven naar onder): André Houwen, Raymond Houwen, Pierre Goubau, Annette Goubau, Marie-Joseph Goubau, Isabelle Vermeersch, Emilienne Schuyesmans, Augusta Schuyesmans, Hector Houwen, Christiane Schuyesmans
We herkennen Pierre Goubau, uiterst links.
Dr. Goubau in professionele context
Pierre Goubau op latere leeftijd
Het boek van Walter Goetghebeur
Robert Dugardyn
Oscar Vermeersch
Walter Goetghebeur (midden)
Zo zag een klas afgestudeerde seminaristen er uit tijdens de oorlogsjaren
Echtpaar Roose-Van Hoof
Roland Roose enkele jaren later na de tocht van 1940
Roland Roose in zijn werksituatie bij Nationale Opvoeding en Cultuur
Echtpaar Roose, links van kleine Annemie op de arm van oma Roose (uiterst rechts Willy Deknuyt, lid van de brigade Piron uit de originele tekst)
Roland Roose op latere leeftijd
Jan Felix
Jan Felix – Zicht op zee (ets)
Opzoekingswerk bij Familiekunde Oostende
Jan Felix – Zelfportret (ets)
Jan Felix – Waanzin van de hoogbouw (ets)

bronnen Archief Bisdom Brugge, Stadsarchief Oostende, Stadsbibliotheek Oostende

Over de andere vluchters vonden we voorlopig geen informatie terug maar wie ons op weg kan helpen mag zich zeker melden via het contactformulier!

Voetnoten

  1. Hoewel Franstalig, was de familie tamelijk Vlaamsgezind, eerder op een romantische wijze. Als student zou Pierre of Piet dan ook lid worden van het KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond) en hij zou in de nacht van 24 op 25 Februari betrapt worden met anderen op het overschilderen van tweetalige straatnamen in Leuven. Hij zou hiervoor een voorwaardelijke boete oplopen van 25 frank x7 bij de politierechtbank. Dit vonnis werd in beroep bevestigd. (Wat je toch allemaal uitsteekt als student!)
  2. Hij maakte het bombardement van Leuven door de Amerikanen mee en werd toen in de St Rafaëlskliniek opgeroepen om mee te werken aan de zorg voor de vele slachtoffers. Toen de Engelse soldaten Leuven binnenvielen loodste hij hen over een ontmijnde brug de Dijle over.
  3. Zijn moeder stierf naast hem in de auto, neergeschoten door een rijkswachter die dacht dat mijn vader trachtte aan een controle te ontsnappen langs de weg toen hij van Gistel naar Oostende reed.
  4. Spermalie kan in onze streek twee betekenissen hebben: het gehucht nabij Slijpe, bekend van de Tempeliers en de Brugse school Spermalie met onder andere specialisatie voor kinderen met een gezichts- of gehoorbeperking. Het gaat om de school. Bij familiekunde in Oostende was er een getuigenis dat Walter Goetghebeur goede banden had met deze school. Volgens zijn curriculum vitae gaf hij er geen les. Het boek kon ik vinden in de Stadsbibliotheek van Oostende. Ik vond in dit boek niet meteen een verwijzing naar de auteur zelf: noch op de kaft noch in een voorwoord. In andere exemplaren (de originele kaft van het boek in de bibliotheek van Oostende bleek verwijderd) bleek zijn naam wel vermeld. Deze info kreeg ik achteraf van Walters halfbroer, Piet, waarvoor dank.
    Walter Goetghebeur overlijdt te Oostende op 19 augustus 1996.
×