Onze eerste stop… het zou Beveren-aan-de-IJzer worden, in de Lindestraat 26. We waren van harte welkom op het erf van Diederick Vansevenant, de huidige eigenaar, maar die was beroepshalve op zee. Niet getreurd zijn vrouw zou ons verwelkomen. En dat gebeurde effectief en hoe… Een echt warm onthaal op die warme middag op maandag 17 juni 2024.
Rond 13u15 reden we het hof op. De volgeladen Vespa’s met hun motorgeronk contrasteerden fel met de stilte van de hoeve, die eigenlijk verlaten leek. Er was geen beweging of geluid vast te stellen.
Een ogenblik dacht ik verkeerd te hebben afgesproken, maar de deur van de woning zwaaide plots open. De boerin stapte op ons af. Wie traditionele beelden van landbouwersvrouwen voor zich ziet, worstelt met denkbeelden uit het verleden. Geen bemodderde laarzen, een voorschoot of een werkpak. De vrouw stapte kordaat op ons af en zag er, het mag gezegd, beeldig uit. Modern en mooi gekleed. Haar naam was Kimberley.
Na onze kennismaking, kwam ze meteen ter zake. Ze leidde ons als een volleerde gids rond. Ze wees ons op huidige verbouwingen en op authentieke plaatsen uit het verleden. Ze wees ons ook op originele restanten van de periode begin mei 1940. Ze was duidelijk voorbereid. Ook toonde ze waar een Britse piloot, later tijdens de oorlog, enige tijd ondergedoken zat tot hij het hazenpad zou kiezen.
Hoe meer we aan de praat geraakten, hoe duidelijker het werd dat het bij Kimberley om echte West-Vlaamse no nonsens ging: niet rond de pot draaien, de dingen zeggen zoals ze zijn en toch warm en vriendelijk overkomen. Toen ik haar op een onbewaakt moment aansprak als de boerin van het hof, liet ze me onomwonden verstaan dat ze geen boerin was, een bewuste huisvrouw met drie kinderen om op te voeden. Meer dan een dagtaak, liet ze duidelijk blijken.
Ze wees ons in wat voor ons een ‘achterschuur’ leek, de authentieke plaats aan waar de veertien studenten hadden overnacht. De plaats van de pomp waar ze zich ‘s morgens op zaterdag 18 mei 1940 wasten, kende ik al: bij een vorig bezoek wees Diederick me er op. Op mijn beurt toonde ik de bewuste plek aan Rien.
Ze nodigden ons in de living en de keuken met vrije inloop uit voor een kop koffie. Rien die geen koffie drinkt, kreeg een cola. De woonkamer en de hele plaats beneden ademden puur geschiedenis uit. Het huis, gebouwd in de late 18de eeuw, (u leest goed) had in de loop van de tijd heel veel blootgegeven. Het gezin Vansevenant vond in en om hun hoeve heel veel materialen uit allerlei tijdperken. Ze slaagden er in om uit dit historisch aanbod exemplaren in hun leefruimte te integreren. Het leek een doorleefd museum. Neen, aanraken mocht hier. En het was geen ordeloze stapel materialen: alles was met smaak samengesteld.
Ook toonde ze een schilderij van de hoeve ten tijde van de periode net voor de Tweede Wereldoorlog. ‘Zo moet de hoeve er toen hebben uitgezien’, legde ze uit.
Ze vertelde verder wat ze over de Butayes wist, hoe belangrijk de streek voor haar en haar man was. Er waren inderdaad nog vele Butayes. Ze wisselde van de ene Butaye naar de andere zodat volgen voor een buitenstaander af en toe wat moeilijk was.
Ook het mooie dialect van deze streek was voor mij een waar genoegen om naar te luisteren. Na het warm onderhoud, de koffie en de cola, wilden we vertrekken. We hadden nog een en ander te doen. We waren zonder moeite ondergedompeld in het verleden en er stond ons nog zoveel te wachten. In Cassel moesten we volgens de originele tekst nog op zoek naar Generaal Vandamme. We moeten bovendien ten laatste tegen 17u30 in een of ander Franse dorp of Franse stad zijn. Om 18 uur zouden de Rode Duivels in het kader van EURO 2024 spelen en dat wilden we zeker niet missen. Misschien zijn we tegen dan in Montreuill. We zien wel…