Een bekende Vlaming vertelde vele maanden geleden dat het allerergste wat een mens kon overkomen, het feit was dat er geen dagelijkse communicatie met vrienden, het gezin en met kennissen zou kunnen zijn. De betrokkene werd in een spelprogramma voor een paar dagen letterlijk van de wereld afgesneden doordat ze haar gsm moest afgeven. Ze overleefde het eigenlijk niet en stapte uit het programma. Er was geen connectie meer…
Wat moesten onze voorouders dan wel zeggen? Mijn vader, mijn oom en hun vrienden waren van het thuisfront afgesneden. Bij thuiskomst waren ze inderdaad meer dan nieuwsgierig wat er ‘inmiddels in Oostende was gebeurd’.
Hieronder leest u dit concreet.
Deel 5: wat was er inmiddels in Oostende gebeurd?
Wij waren naar Frankrijk vertrokken op vrijdag 17 mei. Het liep voor ons goed af, anderen die geluk hadden waren naar Engeland uitgeweken. Hoe verder in de meimaand, hoe heter het hangijzer in Oostende werd. Dinsdag 21 mei kreeg de stadskern, inzonderheid de Kapellestraat en de Lijnbaanstraat het zwaar te verduren. Een Duitse bommenregen veroorzaakte er op grote schaal vernieling en puin. De toekomst voorspelde niets goeds. Het havengebied was af en toe een mikpunt voor Duitse bombardementsvliegtuigen. Het was in die dagen dat het O.-L.-Vrouwecollege1 als bij mirakel van vernieling was gered. Reeds op 10 mei was de onderwijsinstelling uitgebloed. Het werd omgeschakeld tot militair hospitaal en volgestouwd met militaire dokters, verplegend personeel en een vloed materiaal. Principaal R. Butaye werd er tot aalmoezenier benoemd, maar op zaterdag 25 mei werd hij samen met de zusters en de hospitaalbezetting tot evacuatie naar Frankrijk gedwongen. Aan E.H. Jozef Matthijs, onderpastoor op Sint Petrus en Paulus, werd opdracht gegeven het college te bewaken. Samen met zijn moeder, zus en schoonbroer nam de vinnige onderpastoor zijn intrek in het college Vindictivelaan. Weer kwam een bommenregen onze stad teisteren. Jozef Matthijs dacht dat het Kaaistation de volle lading had gekregen. Hij sprong op zijn fiets en spoedde zich daarheen, gewapend met het H. Oliesel. Hij had zich evenwel vergist, want de rode vuurgloed wees in de richting van de Opex of van Sas-Slijkens. Dus daarheen gespurt. Op het Sas diende hij aan enkele burgerlijke slachtoffers de laatste Zalving toe, waarna hij onmiddellijk naar het college terugkeerde. Terwijl hij op volle snelheid fietste, kwam een nieuwe formatie Duitse Stuka’s overgevlogen, loste de lading brandbommen en verdween even vlug als ze gekomen waren. Opgewonden kwam de dappere onderpastoor in ‘t college aan en was blij er zijn geliefden terug te vinden. Samen met zijn schoonbroer en collegeknecht Maurice ging hij op inspectie van de gebouwen.
Een brandgeur prikkelde hun neusvleugels en zij zochten ijverig naar de juiste plaats van de beginnende brand. Boven op zolder was een deel van de plankenvloer volop aan het smeulen en een ander deel was reeds verkoold. Er moest dus snel ingegrepen worden, maar op zolder was er geen druppel water te vinden, noch op de verdieping eronder. Dan maar naar de speelplaats gekoerst om er aan de pomparm te zwengelen en twee emmers water tegelijk naar boven te sleuren. In het zweet van hun aanschijn hebben zij gedrieën het college van vernieling gered. Bravo!
In de nacht van maandag 27 op dinsdag 28 mei troffen de Duisters onze stad in het hart. Zij gooiden het stadhuis en andere gebouwen op het Wapenplein tot een grote puinhoop. In de morgen van 28 mei rukten Duitse troepen Oostende, zodat onze stad zieltoogde. Om een verder bloedbad te vermijden werd op het kasteel van Wijnendaele na veel gekrakeel de capitulatie getekend. Maar wat later op die dag kwamen alweer formaties Duitse vliegers overgevlogen en ze zaaiden verder vernieling. Waren zij niet op de hoogte van de Belgische overgave en wisten zij ook niet dat onze stad reeds in Duitse handen was?
Deel 6: het leven gaat verder
Onze verstandige en vooruitziende moeder oordeelde dat haar twee zonen zich best eerst tot onze huisdokter Paul Vanhoutte zouden wenden ter onderzoek of zij fit and well het vluchtelingen-avontuur hadden doorstaan. En aangezien wij beiden brave jongens waren, gebeurde dit cito subito. André behaalde onderscheiding want de dokter had opgemerkt dat de kuiten van mijn broer beter gevormd en ontwikkeld waren dan de mijne. Hij had immers veel meer op die gepensioneerde fiets gereden dan ik. Ik kwam ervan af met een voldoening.
Mijn broer en ik hadden na onze thuiskomst vlug door dat de bevoorrading van voedsel en allerlei producten die voor een normaal leven aangewezen zijn, bij de meeste mensen zorg en problemen zouden veroorzaken. Maar in ons huisgezin waar er voor jaren geen vaderlijk hoofd zou zijn en alles op moeders verantwoordelijkheid zou stoelen, waren de vooruitzichten weinig rooskleurig. En op de koop toe twee studenten die geld kosten. Nu nog sta ik in bewondering voor haar kunde, moed en doorzetting. Om brood en vlees te kopen diende men over rantsoeneringszegels te beschikken door het gemeentebestuur per hoofd uitgereikt. Maar met de verstrekte hoeveelheid voedsel kon niemand toekomen. De zwarte markt begon welig te bloeien, maar bij veel kandidaat-kopers ontbrak het nodige geld. Hoe moeder het heeft klaargespeeld, gaat mijn verstand te boven. Wel konden wij aardappelen kopen in Klemskerke bij een boer die ons genadig was. Daarbij was de zeevisserij opgedoekt om militaire redenen, zodat het lekkere visje ons ook ontbrak.
Maar ook de algemene veiligheid begon grote zorgen te baren. Het werd bekend dat Hitler het bevel had gegeven voorbereidingen te treffen voor de invasie op de Engelse eilanden onder de benaming ‘Operatie Seelöwe’. In het begin van september zagen wij dat de bezetters in de Oostendse haven een massa schepen aanvoerden. Ook in het kanaal naar Brugge lagen ontelbare aken verzameld waarmee de Duitsers hun soldaten en licht oorlogsmaterieel wilden vervoeren. Dit alles hadden Engelse verkenningsvliegtuigen in de gaten gekregen. Tussen het invallen van de duisternis en het morgenkrieken verscheen voortaan dagelijks een aantal Engelse vliegtuigen boven onze stad en streek. Met hun bommen poogden zij de invasieplannen van de Duisters te verijdelen, maar hun bommen kwamen niet steeds terecht op hun doelen en veroorzaakten soms oorlogsslachtoffers onder de bevolking. Veel stadgenoten sliepen voortaan in kelders. Gelukkig verminderden vanaf half september hun invasieplannen, want de Duitsers hadden ingezien dat ze hun aken moeilijk in Engeland konden ontschepen. Toen tenslotte op 17 september de ‘Operatie Seelöwe’ definitief werd afgelast, brak een rustigere tijd aan.
Rond half september heropende de Torhoutse normaalschool haar poorten zodat ik mijn laatste jaar normaalonderwijs kon afwerken. In oktober was het de beurt aan André om zijn universitaire studies in Leuven te gaan verder zetten. Omdat een fiets voor een student aan de universiteit nuttig kan zijn en omdat de kwaliteit van zijn Frans rijwiel zo erbarmelijk was, mocht hij van ma een deugdelijke occasiefiets kopen bij fietsenhandelaar Louis Deweert2. En dat lukte! Graag had hij zijn Franse fiets cadeau gedaan aan het legermuseum, maar die geste werd afgewimpeld. Zo komt het dat die Franse antiquiteit nog jarenlang de zolder van ons huis heeft ontsierd, tot moeder er in slaagde die fiets op de vuilniswagen te deponeren. Requiescat in pace!
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Mijn vader beschrijft met groot gevoel voor detail hoe concreet het in Oostende vergaat gedurende de periode mei tot september 1940. Een overzicht werkt verhelderend:
- 21 mei: zware bombardementen in de stadskern, Kapellestraat en Lijnbaanstraat
- 25 mei: uitwijking van verplegend personeel naar Frankrijk
- 27 en 28 mei: alweer het centrum werd gebombardeerd, onder andere het Wapenplein
- 28 mei: de capitulatie, maar er vallen nog bommen op Oostende
- Begin september: Operatie Seelöwe om Groot-Brittannië aan te vallen met veel Duitse schepen ter voorbereiding. Grote aantallen bevinden zich in het kanaal Oostende – Brugge
- 17 september: invasie van Groot-Brittannië wordt afgelast
- September – oktober: hogescholen en universiteiten herstarten sinds het stilvallen van het onderwijs op 10 mei
Onder de fantastische retro-titel ‘Aanhangsel’ lees je drie belangrijke voetnoten en, zo mooi, de naam, het adres en het telefoonnummer van de originele schrijver.
Deel 7: aanhangsel
L’abbé Remlinger is tweemaal naar Oostende gekomen: in 1950 en 1956. Hij werd ontvangen in het huis van dokter Pierre Goubau in de Jozef II straat. Alle Oostendse vluchtelingen van onze groep kregen de gelegenheid hem te ontmoeten.
Tijdens de grote vakantie van 1976 heb ik samen met mij echtgenote Isabelle per auto de vluchtroute van 1940 opnieuw afgelegd en haar alle mogelijke uitleg verstrekt. In Limoges aangekomen bezochten wij beiden de kerk St Michel des Lions en volgde er de 9 uremis. Na de mis zocht ik in de kerk de dienstdoende priester op en vertelde hem dat ik in mei 1940 door l’ abbé Remlinger als vluchteling wed opgevangen. Ik informeerde of mijn weldoener nog leefde. En warempel: Mr l’ abbé verblijft nu in Parijs, heeft de kaap van 90 overschreden en hij stelt het goed! zo klonk het antwoord. Het deed me veel genoegen dit te vernemen.
In 1981 heb ik eveneens samen met Isabelle een reis gemaakt door Wales en er plaatsen bezocht waar mijn vader in W.O. II heeft verbleven, voornamelijk in Aberystwith.
Raymond Houwen (31) , Meeuwenlaan 9, 8400 Oostende
tel. 059 / 70 67 18
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Dit hele project is een eerbetoon aan de piepjonge snaken die niet wisten waaraan ze begonnen, maar het was hun plicht. Vooral een eerbetoon vanuit onze familie aan mijn vader en aan mijn oom. Ze werden overmand door angst, doodsangst, hadden geluk dat de pistolen die tegen hun borstkas werden gedrukt na een tijdje naar beneden zakten, werden in tegenstelling tot vele lotgenoten niet opgepakt en in kampen in Zuid-Frankrijk ondergebracht, vatten een uiterst gevaarlijke terugtocht aan, werden door de Duitsers verhoord en konden na vele dagen in angst, zonder geld en voedsel, overleven om uiteindelijk vijfmaal aan de koperen bel van het ouderlijk huis in Oostende te draaien en hun moeder in de armen te omsluiten. Chapeau!
Het verhaal heeft een veel grotere impact gehad dan ik het mij ooit had voorgesteld. Ik herinner me goed, toen we aan zovelen op reis hét verhaal in enkele woorden vertelden, dat mensen geraakt waren. Van één persoon staat zijn reactie op mijn netvlies gebrand. Hij luisterde zeer aandachtig, stond in een groepje met andere luisteraars en er vloeide een traan uit zijn ooghoek. De man stond als versteend verder te luisteren. Ik keek een beetje uit schaamte van de man weg, verlegen om wat ik met mijn verhaal had aangericht. Toen ik van het groepje luisteraars afscheid nam, waren die tranen niet opgedroogd, er kwam geen woord meer uit de man. Was hij onder de indruk van het verhaal op zich? Mogelijk, een beetje misschien, maar het was vooral wat het verhaal met die man heeft gedaan. Wellicht scheurde het oude wonden open. Misschien zag hij zijn vader of een ander familielid weer voor zich, in elk geval iemand die door de hele onmenselijke toestand van de oorlog veel leed was aangedaan.
Ook Rien en ik waren op momenten geëmotioneerd door plotse onvoorziene omstandigheden.
‘ Wie schrijft, die blijft’, zoveel is duidelijk. Dankjewel, Rien dat je opa hebt kunnen bewegen om zijn ervaringen te noteren. Ook voor de andere medevluchters die we ondertussen leerden kennen, zijn deze nota’s waardevol als goud. De website is een pronkstuk van de hand van mijn goede vriend Johan Deprez, ondertussen bijna Portugees geworden. Ik leverde slechts een bijdrage met teksten die ik door en door heb beleefd. Samen met Johan hebben we vele uren overlegd, gemaild en elkaar perfect aangevoeld.
Op de website is een speciale rubriek voorzien voor mensen die we dankbaar zijn en die ons gesteund hebben.
Bij het neerschrijven van deze laatste zinnen, worden mijn ogen wat vochtig… het is zo intens mooi geweest en inderdaad… het verhaal is ten einde, maar niet voorbij…
Bart Houwen, winter 2024
Voetnoten
- Het valt de attentvolle lezer beslist op dat mijn vader het (zeer) vaak over het Onze-Lieve-Vrouwecollege had. Naast het feit dat hij er als leerling goede ervaringen had en een goede band met de leraars had, werd hij er later onderwijzer. Nog later werd hij directeur van een van de lagere scholen van het Onze-Lieve-Vrouwecollege, afdeling Nieuwlandstraat (vandaag Gerststraat).
- Louis Deweert was fietsenhandelaar en breidde zijn zaak traagjes uit tot fiets – en sportwinkel en legde zo de basis voor Deweert Sport, voorheen Torhoutsesteenweg en bij uitbreiding Serruyslaan. Vandaag bestaat deze bekende Oostendse familiezaak nog steeds in de Serruyslaan.