Hieronder gaat het over de verdere oorlogsdagen tot en met donderdag 16 mei.
De datum van 16 mei vormt een ijkpunt.
Vanaf 17 mei verandert alles.
Aan de originele tekst van mijn vader werd geen letter gewijzigd. Er zijn enkel voetnoten toegevoegd om de lezer wat omkadering te geven. Hier gaat het concreet om het vervolg van woensdag 15 mei tot en met donderdag 16 mei.
Dezelfde 15 mei, even na 18 uur, veroorzaakten een aantal ontploffingen vrees, deining en afschuw. Ik dacht dat Oostende voor het eerst op bommen werd getrakteerd, maar achteraf bleken het explosies van zeemijnen te zijn. Was dit de voorbode voor erger?
Niemand wist het, noch hoopte het. Het is evenwel een feit dat mijn vader wat later op de pakketboot Joséphine–Charlotte een telegram ontving hem meldend dat de overtocht naar Dover die avond werd afgelast en verschoven werd naar de voormiddag van 16 mei. Daarop keerde mijn moeder en de familie weer naar huis om er de nacht door te brengen. De bagage bleef evenwel met mijn vader op de pakketboot.
Mijn broer en ik gaven er de voorkeur aan , zoals trouwens ook nog andere stadsgenoten, om de nacht door te brengen in de nabije schuilkelder. Safety first! Wij konden kiezen tussen de veilig uitziende en goed ingerichte abri van de Sint Jozefskerk vlak tegenover ons huis, ofwel de voortreffelijke bierkelder van brouwer Jules Mahieu in de Edith Cavelstraat. Wij opteerden voor de bierkelder. Wij vonden er nachtverblijf in gezelschap van onze grootouders. Mijn grootmoeder zat duttend naast me. Op haar schoot rustte een zwarte boodschappentas waarin haar spaarpotje stak, en in haar armen wiegde zij een H. Hartbeeld ter beveiliging van ons alle én van de spaarcentjes.
Donderdag 16 mei 1940
In de vroege morgen van donderdag 16 mei ontving mijn vader op de pakketboot een telegram uitgaande van het ministerie ter kennisgeving van het juiste uur van afvaart naar Dover. Onmiddellijk gaf hij opdracht aan een telegrambesteller-met-fiets vliegensvlug naar ons huis te rijden ter verwittiging dat vrouw en familie zich onverwijld moesten inschepen. Op het ogenblik dat zij bij de pakketboot aankwamen, was de loopbrug evenwel reeds ingetrokken. De machines daverden en de pakketboot zette zich langzaam in beweging. Vader had nog juist de tijd om de koffer van tante en haar kinderen op de kade te werpen, samen met nog één van de twee andere valiezen. Onbewust had hij zich evenwel van valies vergist, want zijn valies kwam op de kadestenen terecht, terwijl moeders valies meevoer naar Engeland. Pas vijf jaar later, in juni 1945, zal moeder haar man terugzien samen met haar valies en kleren…
In de loop van de eerste oorlogsweek namen nog andere pakketboten wijk naar Engeland. Ook veel vissersboten zullen hun weg naar het Verenigd Koninkrijk vinden.
Volgende van mijn vrienden slaagden daar ook in: Roger Vandromme, Gustaaf Decoo, Henri en Eddy Bekaert, Eugène Lauwereyns, Jacques Dillen, Roger Deplancke, Willy Deknuyt, Charles Aspeslagh, Lucien Simoens, Albert Clauwaert…
Aanvankelijk konden zij in Engeland verder studeren, naderhand kregen zij een militaire opleiding en tenslotte zouden zij met de Brigade Piron hun bijdrage leveren in de bevrijding. Hierbij denk ik heel speciaal aan Lucien Simoens die in het Onze-Lieve-Vrouwecollege in de grote studiezaal van september 1936 tot juli 19371 naast me zat en die sneuvelde met de Brigade Piron te Leopoldsburg in 1944.
16 mei 1940 is een dag die ik niet kan noch mag vergeten. Het was immers de dag dat wij moeder weer in ons midden hadden, maar wij zouden vader voor ruim vijf jaar thuis moeten missen. Wel kregen wij al die jaren af en toe wat nieuws via het Rode Kruis. Gelukkig bleef moeder elke maand vaders loon ontvangen, en dat was absoluut noodzakelijk, want de oorlog duurde nog lang, en het leven tijdens de bezetting was peperduur en onze studies kostten een aardige stuiver. Maar Gods wegen zijn wonderbaar.
Diezelfde donderdag klonk over de radio het bevel: ‘Alle mobiliseerbare jongeren tussen 16 en 35 jaar krijgen de opdracht zich in Frankrijk te melden bij een van hun rekruteringscentra van het Belgische leger’. Ik voelde mij plots een kopje groter worden en ook belangrijk voor ons vaderland. Dus was ik onmiddellijk bereid mijn nationale plicht te volbrengen. Mijn broer stelde voor eerst een aantal bevriende studenten aan te spreken. Daarom gingen wij samen naar het Onze-Lieve-Vrouwecollege om er even poolshoogte te nemen en eventueel contacten te kunnen leggen.
Het College was tijdens die eerste oorlogsweek van aanschijn veranderd. In die weinige dagen was het als onderwijsinstelling uitgebloed en omgeschakeld tot militair hospitaal. Het reuzegroot Rode-Kruis-embleem op het dak tekende zich schrijnend tegen het Oostendse luchtruim af en het kreeg nu pas zijn volle betekenis.
Pincipaal René Butaye was aalmoezenier geworden en hij begeleidde het zielenheil van allen die zich in dit militaire hospitaal bevonden. Alle leraars waren onder wapens geroepen uitgenomen retorica-leraar2 E.H. Conrad de Mûelenaere, die vrijgesteld was. Mijn broer en ik waren blij hem aan te treffen, want wij beiden hadden volle vertrouwen in hem. Hij slaagde er in contact te nemen met tal van ons bekende oud-leerlingen. Ten slotte werd afgesproken de volgende dag, d.i. vrijdag 17 mei per fiets Frankrijkwaarts te vertrekken en diezelfde avond onderdak te krijgen op de hoeve van René Butaye’s broer te Beveren-aan-de IJzer3. En zo geschiedde het.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Mijmeringen
In de marge van die zo ingrijpende gebeurtenissen, lees je met je vintagebril hoe toen de levensgewoonten waren. Heel concreet krijgen we een inkijk in het systeem hoe ‘snelle’ communicatie verliep. De telegrambesteller per fiets. Als het snel of hoogdringend moest, ging een zeer omslachtig geordend systeem aan het werk: je moest naar de PTT (Posterijen Telegrafie en Telefonie). Het betreffende PTT-gebouw in Oostende lag destijds op een handvol meter van de bekende Grote Post (gebouwd tussen 1947 en 1953). De Grote Post is nu een cultuurcentrum. Voor een goed begrip, het ging om een nog ouder gebouw in barokstijl dat in 1906 in gebruik werd genomen.
Bij de PTT moest je het telegram bestellen. Na de administratieve afhandeling, waarbij veel stempels aan te pas kwamen, ging een duplicaat van een gespierde wielrenner aan de slag om het telegram op het Filip Van Maestrichtplein af te leveren. De bijna surrealistische vergelijking gaat op, als je vandaag in een huidig stadscentrum Deliveroo inschakelt. Een fietskoerier komt je nu, sneller dan wie ook, die dingen afleveren. Ik besef dat dit een gekke vergelijking is, maar komt alles niet terug?
Uiteraard draait het hier om communicatie, dus de vergelijking gaat niet op. Blijf echter even fantaseren over die bewuste telegrambesteller per fiets. Op die pijnlijke 15 mei 1940 moesten er wellicht veel telegrammen worden afgeleverd. Stel dat dit in de beschrijving van de tekst over het kaderpersoneel van de RMT ging, waartoe mijn grootvader behoorde. Wat een gedoe: al die telegrammen (want er zullen er vele zijn geweest) in allerijl opstellen, fietsbestellers verzamelen, adressen uitwisselen … en de mailboot die niet wacht. Geen wonder dat de boot werd gemist…
In de tekst is er sprake van De Brigade Piron. Dit was een officiële Belgische Infanteriebrigade die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Verenigd Koninkrijk werd opgericht en onder bevel van Jean-Baptiste Piron stond. Vanaf eind augustus 1944 viel de Brigade onder de vleugels van het Britse leger.
De Brigade bestond uit ruim 2000 gevluchte Belgische en Luxemburgse militairen. Voor ons verhaal, ook gevluchte studenten. De eenheid werd opgeleid in Tenby (Wales). Ze nam niet deel aan de effectieve landing in Normandië in juni ’44, maar landde wel in augustus, om onder andere Cabourg, Deauville, Trouville-sur-Mer en Honfleur te bevrijden. Nadien nam de Brigade deel aan de bevrijding van België.
Mijn vader schrijft dat hij 16 mei niet kan en mag vergeten. De melding via de radio hield in dat ook zij zich moesten melden in rekruteringscentra van het Belgisch Leger in Frankrijk. Voor een goed begrip: de studenten waren niet gemobiliseerd om aan de 18-Daagse Veldtocht deel te nemen. Maar de Duitsers rukten zo snel op, dat ook de volledige doelgroep van studenten zich bij het leger moest voegen. Maar letterlijk werd het kleine België te klein: op 15 mei was de helft van het grondgebied al veroverd, rekruteringscentra incluis. Enkele overgebleven centra, bv. in Oost- Vlaanderen, werden niet aangesproken omdat de Duisters al veel te dicht in de buurt waren. Het ‘letterlijk’ grote Frankrijk was de oplossing.
Wie tussen de regels van het verhaal leest, ervaart hoe improvisatorisch dat allemaal is gebeurd. Ze gingen raad vragen aan een priester-leraar. Waar precies moesten ze heen? Er waren rekruteringscentra in Noord-Frankrijk. De veertien studenten kozen voor een verdere bestemming. Er waren al veelvuldige Duitse bombardementen in het noorden. Ze voelden aan dat het niet verstandig was om deze gevaarlijke oorden op te zoeken. En hun voorgevoel klopte.
Voetnoten
- Een schooljaar duurde destijds tot 21 juli.
- De twee hoogste jaren van de oude humaniora: poësis (het voorlaatste jaar) en retorica (het laatste jaar)
- Op basis van interviews in Beveren-aan-de-IJzer in april 2024 én na een hint van de bevolkingsdienst van Alveringem, kwam ik volgende gegevens te weten over de hoeve en haar bewoners: de hoeve werd uitgebaat door Pierre- Michel Butaye (inderdaad broer van) en bevindt zich in de Lindestraat 26 in Beveren-aan-de-IJzer, vandaag eigendom van Diederik Vansevenant