Deze rubriek is bijzonder interessant om les petites histoires in Oostende te leren kennen, concreet beschreven vanuit de zorgen van een Oostends gezin. Allerlei concrete locaties zie je zo voor ogen. Maar vooral geeft het een inkijk hoe een modaal gezin met een dergelijke tragedie omging, dag per dag, bijna letterlijk tot de Duisters aan hun voordeur stonden.
Hieronder gaat het over de eerste oorlogsdagen vanaf 10 mei 1940. U herkent originele fragmenten aan een ander lettertype. Aan de tekst werd geen letter gewijzigd. Er zijn enkel voetnoten toegevoegd om de lezer wat omkadering te geven.
Vrijdag 10 en zaterdag 11 mei 1940
In de namiddag van 10 mei stroomden reeds gemotoriseerde eenheden van het Franse leger toe. Omstreeks 14 uur stond ik te kijken samen met veel stadsgenoten op het trottoir van apotheek Beuselinck1 aan het kruispunt Petit Paris.
Rond 15 uur was ik weer thuis. Gelukkig maar, mijn twee jaar oudere broer André die aan de universiteit Leuven voor ingenieur studeerde, arriveerde met pak en zak in het ouderlijk huis. Zo was ons gezin compleet, tot ieders geluk.
Voor het overige verliep die eerste oorlogsdag in Oostende vrij rustig. Wel steeg de kooplust bij vele huismoeders, kwestie de nodige reserve aan voedingswaren en aan bepaalde huiselijke producten verder aan te leggen2. De opgedane ervaring tijdens WO I noopte immers tot voorzichtigheid en vooruitziendheid.
De sensationeelste gebeurtenis van 10 en 11 mei was de verovering van het Fort Eben-Emael bij de vertakking van de Maas en het Albertkanaal, door Duitse paratroepen met zweefvliegtuigen. Na Pinksterzondag 12 mei begon onze stad overspoeld te worden met vluchtelingen uit provincies die door de Duitse overweldigers reeds bedreigd of bezet waren. Daarbij bevonden zich tal van ambtenaren uit steden en gemeenten die het raadzaam vonden andere oorden op te zoeken. Ook de Oostendse visserij begon zich zeevaardig te maken om eventueel de wijk naar Engeland te kunnen nemen samen met familie en tal van geïnteresseerden.
Woensdag 15 mei
Vooral de serie gebeurtenissen op woensdag 15 mei hebben mij getroffen en zijn in mijn herinnering levendig gebleven. Omstreeks 14 uur ontmoette ik aan het kruispunt Petit Paris mijn vriend Andries Vandeweghe, hetgeen een aangenaam treffen was, al waren de omstandigheden minder beloftevol. Verontrustende geruchten deden immers de ronde dat de Duitsers reeds op dinsdag 14 mei erin waren geslaagd de linie Dinant-Sedan te doorbreken en dat ze op weg waren naar de Noordzee. Aan Petit Paris stapten, voor ons onverwacht, plots diverse pelotons Belgische soldaten voorbij. Ze volgde de weg naar het bosje en hielden halt aan de Squares Stefanie en Clemantine. Die soldaten zagen er erg bezweet en vermoeid uit. Het kon niet anders, of zij hadden bij het aanhoudend heerlijk lenteweer in het zweet van hun aanschijn gedurende ettelijke uren of wellicht dagen gemarcheerd.
Het was voor ons een verrassing toen wij in de hovingen van de Square Stefanie de gemobiliseerde collegepriester-leraar Jozef Vandenabeele herkenden. Ronde zweetdruppels parelden van zijn voorhoofd tot aan zijn kin. Wij moedigden hem aan en stelden de rust die hem en zijn lotgenoten gegund was, erg op prijs. Als dank glimlachte hij even meewarig en zelfs de lentebloemen in de hovingen hadden eerbied voor de moed en de inspanningen van onze soldaten.
Nog enigszins onder de indruk van die terugtrekkende Belgische soldaten, kwam ik even na 15 uur weer thuis. Ik schrok evenwel toen ik iedereen in het ouderlijk huis druk in de weer zag. Mijn vader informeerde mij dat een telegrambesteller hem een halfuur geleden een spoedbericht had overhandigd met het bevel dat hij zich onverwijld als radio-telegrafist diende ter beschikking te stellen om de overvaart naar Dover met de pakketboot Joséphine-Charlotte in goede banen te leiden. Familieleden die het wensten mochten hem vergezellen3. In allerijl werden alle beschikbare valiezen gevuld. Ook diende ik mijn mouwen op te stropen om het nodige gerief en klederen van mijn huisgenoten in de reiskoffers te helpen deponeren. Vanzelfsprekend werd besloten dat moeder samen met vader de evacuatie naar Engeland zou meemaken. Mijn broer en ikzelf zouden hier blijven, want beiden waren studie-gebonden. Onze grootouders die op de eerste verdieping woonden, zouden – gezien hun leeftijd – ook hier blijven. Maar onze inwonende tante Eveline, weduwe Emiel Schuyesmans, zou samen met haar dochtertjes Emiliene (8 j) en Christiane (3j 3m) de overtocht meemaken. In Milford Have (Wales) woonde trouwens een van tantes zusters.
Met een calèche4 reden zij omstreeks 17 uur de hierboven geciteerde richting Kaaistation naar de inschepingsplaats. Via de loopbrug scheepten zij in en stapelden hun bagage in het telegraafbureautje van mijn vader. Gelukkig wachtten zij op de afvaart in die kleine ruimte, waarin zij het zeker niet makkelijk zullen hebben om er met z’n vijven te overnachten.
Fragment uit de tekst van Raymond Houwen
Mijmeringen
Mijn vader beschrijft dat een aantal zaken grote (angstige) ogen deed opzetten. De wereld waarin toen een doorsnee Vlaams gezin leefde, zorgde er mede voor dat alles bijzonder surrealistisch op hen afkwam. Mensen toen waren zeer plaatsgebonden, reisden nauwelijks, wisten fysiek niet hoe de andere geografische gebieden er in België uitzagen, waren enkel gebonden aan de radio (als ze die al hadden) en aan kranten om het nieuws te volgen. Bovendien wijzigde dat nieuws in die dagen bij wijze van spreken met het uur: de Duisters rukten tegen een onvoorstelbaar snel tempo op. De angst moet kolossaal zijn geweest, iets wat we vandaag nog nauwelijks kunnen voorstellen.
Dat mensen zo goed als niet reisden, was een feit. Ik herinner me goed dat mijn grootouders als huwelijksreis naar Brugge waren geweest. Ze hadden er voor de eerste keer in hun leven paling geproefd. Verder in België waren ze als koppel nooit geweest. Later ging mijn oma met de bond der gepensioneerden wel eens op reis, maar dat was later. In de dagen van het verhaal dus niet.
Als lezer voel je zo aan dat alle nieuwsinfo met de dag meer onheilspellend werd. Letterlijk dan, want dat woord citeert mijn vader meer dan één keer. Het feit dat Oostende met haar ligging een aantrekkingspool was voor vele landgenoten op de vlucht, moet op zich de angst en de onzekerheid hebben aangezwengeld.
En de plannen dat de familie zou worden gesplitst: grootouders en kinderen thuis, de rest naar Engeland. Ook een situatie die zich nog nooit had voorgedaan en die een grote onzekerheid in zich hield. Waarvan zouden zij leven? Zou er geld kunnen worden opgestuurd? En de grootouders, geen idee of zij de twee studenten te eten zouden kunnen geven? Kortom, er speelden in die dagen zoveel onzekere parameters dat die voor een bijzonder moeilijk familiaal klimaat zorgden. Grote onzekerheden die wij door onze bril van vandaag wellicht schromelijk onderschatten.
Voetnoten
- Deze apotheek bevindt zich nog steeds op de hoek van het kruispunt Petit Paris en de Torhoutsesteenweg
- Iedereen herinnert zich zeer levendig wat gebeurde op 16 maart 2020 in het kader van de Coronacrisis: de voorraden in de warenhuizen slonken op dag één. Zeer vergelijkbaar in tijden van hoge crisis.
- Het was de bedoeling dat de pakketboot zoveel mogelijk mensen naar het VK overbracht en niet terugkeerde naar Oostende. Het betekende een spong in het onbekende, maar zeker weg van het directe oorlogsgeweld. De eerstbetrokkenen waren het personeel van het Maritieme transport.
Achteraf blijkt na het getuigenis van Christiane Schuyesmans dat er flink wat tijd werd verloren door het transport van de zieke MS-patiënte tante Eveline. Beperkte technische middelen voor het vervoeren van een ziek persoon destijds waren de oorzaak. Het bewijst ook dat er geenszins met enige vorm van schuldgevoel naar deze tante werd gewezen. Na meer dan 80 jaar na datum komt deze info er als nieuw bij. - Het dialectwoord voor koets, men spreekt ook van een open calèche (een open koets) zoals die vandaag nog voor toeristen in Oostende rondrijdt.